dinsdag 22 oktober 2013

De voordelen van een basisinkomen

Een ingekorte versie van onderstaand verhaal is als opinie-artikel verschenen in het ED van 19 september 2014. 



Gratis geld is geen verspilling.

Een onvoorwaardelijk basisinkomen is feitelijk gratis geld en wordt ook wel aangeduid als een "socialistisch luiheidsinkomen". De veronderstelling daarbij is dat geld lui maakt en dat het dus de economie ernstig schaadt .
Als je dit theoretisch wilt weerleggen dan beland je al gauw in een welles-nietes discussie of de X,Y-(motivatie)theorie van McGregor. Overtuigender is het daarom om de praktijk zelf te laten spreken en deze mythe uit neo-liberale en conservatieve hoek te ontkrachten.

Zeer interessant is een 4 jaar durend experiment onder de naam Mincome in Canada van 1974 tot 1979 waar in de gemeenten Winnipeg (450.000 inwoners) en Dauphin (10.000 inwoners), beide provincie Manitoba, een basisinkomen werd ingevoerd. Iedereen kreeg een aanvulling op zijn inkomen als dit te laag was. Naderhand is er veel wetenschappelijk onderzoek verricht naar de effecten van deze maatregel die bijzonder gunstig bleken te zijn:
- Inwoners gingen verrassend genoeg niet minder werken, behalve getrouwde vrouwen met kinderen.
- vermindering van het aantal ziekenhuisbezoeken(voor zowel lichamelijke als psychische klachten),
- vermindering van de criminaliteit,
- verlaging van het aantal tienerzwangerschappen en
- een afname in schooluitval en een verhoging van de slaagpercentages !
Een basisinkomen is kennelijk een zegen voor de maatschappij.

Een nog overtuigender experiment van een onvoorwaardelijk basisinkomen vond plaats in London, waar het om een zeer kwetsbare groep ging. In het financiële hart van London “The Square Mile” bevond zich in 2009 een kleine groep van daklozen en zwervers. Zij zorgden al jarenlang voor overlast door hun ongebreidelde drank- en drugsgebruik en dat kostte de gemeenschap ook jaarlijks grote bedragen. Om hieraan iets te doen besloot men om deze groep van 13 zwervers een eenmalig bedrag van £ 3000 te geven, geheel vrij te besteden zonder voorwaarden of vervelende vragen. Het vermoeden bestond dat vanwege hun verslavingsgedrag dit eenmalige geldbedrag snel verkwist zou gaan worden. De resultaten waren echter verbluffend. Geen van de daklozen in deze groep verspilde het geld, ze waren juist heel zuinig en gaven gemiddeld maar £ 800 per jaar uit. Een van de daklozen besteedde het geld aan een afkickbehandeling en begon daarna een cursus tuinieren. Het overgrote deel van de groep daklozen had na een jaar een dak boven het hoofd. De mythe dat arme mensen niet met geld om kunnen gaan klopt dus totaal niet. Zelfs verslaafden grijpen deze kans met beide handen aan om hun leven weer op de rit te krijgen. Ook het idee dat je “moet werken voor je geld” blijkt niet waar te zijn. Met het (gratis) geld kunnen mensen weer een bestaan opbouwen en juist economisch actief worden. Voor een relatief klein bedrag konden de armoedeproblemen van deze groep mensen eenvoudig worden opgelost en wel door henzelf. Het leverde de gemeenschap uiteindelijk een flinke besparing op omdat er geen overlast meer hoefde te worden bestreden.


Op grotere schaal zijn basisinkomen experimenten ook uitgevoerd in Kenia. In een aantal dorpen kregen mensen eenmaal per jaar $ 500 (bijna net zoveel als een doorsnee jaarinkomen. De organisatie GiveDirectly maakte dit mogelijk.
In 2008 besloot de regering van Oeganda om $ 400 uit te keren aan bijna 12.000 jongeren tussen 16 en 35 jaar zonder voorwaarden. Vier jaar later waren de resultaten verbluffend. De jongeren hadden geïnvesteerd in scholing en eigen bedrijfjes. Hun inkomens waren met 50% gestegen en de kans op een baan was met 60% toegenomen.
Ook in Namibië in de plaatsen Otjivero en Omitara is twee jaar (2008 en 2009) geëxperimenteerd met een onvoorwaardelijk basisinkomen

In het boek: “Just give money to the poor” van de wetenschappelijke OESO-onderzoekers Hulme, Hanlon & Barrientos vinden we vele voorbeelden op nog grotere schaal verdeeld over verschillende landen van de wereld.
Uit allerlei voorbeelden blijkt dat geldoverdracht naar burgers in verschillende vormen:
- betaalbaar is,
- door ontvangers goed besteed wordt,
- een efficiënte en doeltreffende manier zijn om armoede rechtstreeks te bestrijden
- toekomstige armoede voorkomt door economische en persoonlijke ontwikkeling mogelijk te maken.

In onze welvaartstaat vinden we dat armen, ouderen, kinderen en zieken/gehandicapten een inkomenstoeslag “verdienen”. Dat is een vorm van voorwaardelijke steun, al of niet gekoppeld aan leeftijd, gezondheid of inkomenssituatie. Daarnaast is er de discussie over de hoogte van de ondersteuning.
Als het gaat om ontwikkelingssamenwerking is het huidige motto vaak: "Trade not Aid", want gratis hulp maakt mensen en landen afhankelijk (en lui), zo wordt gezegd. Geef ze liever een hengel dan vis. In het licht van de resultaten van de drie OESO-onderzoekers zou je toch moeten zeggen: "First Aid and then Trade".

Een basisinkomen voor iedereen en onvoorwaardelijk doorbreekt deze discussie en wordt nu binnenkort ingevoerd in Cyprus en mogelijk ook in Zwitserland, als het binnenkort te houden referendum positief uitpakt. De initiatiefnemers streven naar een basisinkomen van 2500 frank/maand en dat komt overeen met € 2.250/maand voor een volwassene. Op 5 juni 2016 zal hierover een referendum gehouden worden.  
Met de ervaringen van de kleine Londonse zwerversgroep in ons achterhoofd zal dit veel positieve effecten opleveren als het op grote schaal wordt toegepast.
Het is een rechtstreekse manier, naast een progressief belastingstelsel, om de inkomensongelijkheid in een stad of land aan te pakken. Behalve Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen hebben ook de onderzoekers Wilkinson & Pickett de voordelen daarvan in het boek “The Spirit Level” overtuigend aangetoond. Voor een boekbespreking zie: http://solidaire-economie.blogspot.nl/2010/12/inkomensongelijkheid-en-welzijn.html

Recent heeft ook de kersverse Nobelprijswinnaar voor de economie Robert Shiller in zijn Tinbergenlezing gepleit voor een hogere inkomstenbelasting voor de hoogste inkomens, zelfs tot 90% ! In de VS en ook in Nederland is er een toptarief geweest van wel 70% in de jaren rond 1970. Shiller heeft zijn onderscheiding te danken aan het feit dat hij wél een aantal economische en financiële zeepbellen heeft zien aankomen. In 2005 voorspelde hij in zijn boek “Irrational Exuberance”, dat de huizenmarkt en aandelenmarkt uit elkaar zou gaan spatten. In zijn meest recente boek “Finance and the good society” pleit hij voor een beperkte inkomensongelijkheid via hoge belastingen voor de hoogste inkomenscategorieën. Daarmee is hij radicaler dan de Socialistische Partij in Nederland. Hij zegt dat niet uit plagerij, maar, zo schrijft hij, om de samenleving te behoeden voor verdere toekomstige financiële debacles.



Zelfs als mensen, en vrouwen met name, door een basisinkomen minder uren gaan werken in de economie en meer tijd en energie steken in opvoeding, cultureel, sociaal en maatschappelijk leven is dat toch een voordeel. Ze gaan mogelijk meer nadenken, zich creatief ontwikkelen, studeren, musiceren, vrijwilligerswerk en ouder- danwel mantelzorg verrichten. Op langere termijn zal zich dat ook uitdrukken in economische voordelen. Grote denkers zoals Thomas More droomde al in 1516 in zijn boek Utopia van een gratis basisinkomen. Het basisinkomen blijft een utopie zolang we het niet gaan realiseren.
De voordelen van een basisinkomen zijn ook al in 1995 benadrukt door o.a. prof. Paul de Beer (toen nog lid van Denktank Intermediaire Structuren (DIS). Toen lag de nadruk op voordelen zoals minder fraudebestrijding en minder controles op het uitkeringsstelsel alsook een vereenvoudiging van het belastingstelsel.

Bent U ook overtuigd geraakt? Het Europese burgerinitiatief voor een onvoorwaardelijk basisinkomen heeft helaas niet voldoende handtekeningen opgeleverd, maar er zullen nieuwe pogingen worden gedaan. In Zwitserland is het wel gelukt om voldoende handtekeningen op te halen. In 18 maanden tijd moesten er honderdduizend geldige handtekeningen ingeleverd worden in het kader van een burgerinitiatief. Dan wordt het voorstel besproken door regering en parlement die met een voorstel of tegenvoorstel kunnen komen, maar uiteindelijk moet er dan een referendum gehouden worden. In oktober 2013 waren er voldoende handtekeningen binnen . Het referendum zal dan uiterlijk binnen 2 of 3 jaar gehouden moeten worden, dus uiterlijk 2016 horen we het resultaat.
In Cyprus heeft de regering per wet een basisinkomen ingevoerd.

Aanvulling:
In setember 2014 heeft historicus Rutger Bregman het boek:"Gratis geld voor iedereen" verschenen. Daarin legt hij ook de nadruk op een onvoorwaardelijk basisinkomen en een korte werkweek van 15 uur per week over een tiental jaren. Eerder schreef hij daarover al een uitgebreid artikel in de digitale krant "De Correspondent".
Kijk eventueel ook naar zijn Engelse presentatie bij TEDxMaastricht over de voordelen van een basisinkomen.



Voor wie beelden meer zeggen dan woorden kijk dan naar de Panorama uitzending over het basisinkomen dat op Canvas is uitgezonden eind 2014.  http://www.canvas.be/programmas/panorama/0ae8483d-7adc-43fd-b56f-3327fab14082

In juni 2015 heeft de nieuwe Finse regering besloten een experiment met een basisinkomen te gaan starten in verschillende uitvoeringen. In het coalitieverdrag tussen de liberale Centrumpartij,  de rechts populistische Partij voor de Finnen en de conservatieve  NCP staat dit voornemen beschreven in het hoofdstuk "Gezondheid en Welvaart" . Hieruit blijkt maar weer dat een basisinkomen geen per definitie links idee is. In 2017 gaat het experiment daadwerkelijk van start met 2000 willekeurig gekozen Finnen met een uitkering, die dan iedere maand € 560 belastingvrij als onvoorwaardelijk basisinkomen krijgen. De resultaten zullen worden vergeleken met een controlegroep. Men hoopt dat het basisinkomen de werkgelegenheid zal stimuleren en het ingewikkelde sociale systeem zal vereenvoudigen.  


Update 2016.
Op zondag 5 juni heeft de Zwitserse bevolking haar stem uitgebracht in een referendum over een basisinkomen. Helaas heeft ruim 70% tegen het voorstel gestemd. Dat betekent dat er geen basisinkomen gaat komen in Zwitserland, wat een grote gemiste kans is. Kennelijk hebben de media en de politiek de bevolking met verkeerde denkbeelden opgezadeld. Een basisinkomen van ruim € 2.000 zou voor een maatschappelijke en economische doorbraak hebben gezorgd. Jammer. Nu moeten we de Finse experimenten maar afwachten.  
Voorjaar 2017 zijn in een wetenschappelijke paper van Salehi-Isfahani en Mostafavi-Dehzooei, de resultaten gepubliceerd van de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen in 2011 in heel Iran. Dit experiment werd gedaan als compensatie voor de afgeschafte staatssubsidies op brood en olieproducten. In hun onderzoek is met name gekeken naar de effecten op de werkgelegenheid. Wat bleek ? De invoering van dit basisinkomen leidde niet tot een vermindering van de werkgelegenheid (arbeidsparticipatie), behalve voor de groep jongeren die waarschijnlijk langer gingen studeren.
We hoeven dus niet meer bang te zijn dat invoering van een basisinkomen de economie ernstig schaadt. Integendeel.  
In mei 2017 heeft Rutger Bregman een TED-talk gegeven in Vancouver Canada over de essentie van armoede en het belang van een basisinkomen.  https://decorrespondent.nl/6768/kijken-mijn-ted-talk-over-het-onvoorwaardelijke-basisinkomen/940885214544-d9961ba3

Update 2017. Rutger Bregman heeft opnieuw een interessante invalshoek gekozen. Hij pleit voor concrete experimenten en vanwege de betaalbaarheid en sommige bezwaren vanuit rechtse politiek stapt hij af van een onvoorwaardelijk basisinkomen (hij noemt het ook wel universeel basisinkomen)en pleit voor een vorm van basiszekerheid door middel van een negatieve inkomstenbelasting. Die is op een bepaalde manier ook onvoorwaardelijk, omdat alleen gekeken wordt naar besteedbaar inkomen en niet naar andere kenmerken (m/v, jong/oud, alleenstaand/partner, werk/uitkering etc.). Als dat te laag is wordt het aangevuld zoals ook ooit in het Canadese experiment van Mincome. Dus geen basisinkomen voor wie het niet nodig heeft en daardoor is het ook veel betaalbaarder geworden. Het is eigenlijk dus goedkoper om armoede uit te bannen dan armoede te laten bestaan vanwege de indirecte, hogere maatschappelijke kosten. Gewoon doen dus.   https://decorrespondent.nl/6705/zo-maken-we-het-basisinkomen-werkelijkheid/932126974515-75da7f74

Update Voorjaar 2019. Na twee jaar ongeveer is het Finse experiment geëvalueerd en waren de resultaten verrassend positief. De deelnemers (weliswaar een steekproef van tweeduizend werkloze Finnen) bleken gelukkiger en gezonder te zijn, dan de controle groep zonder basisinkomen van € 560/maand. Dat bedrag is zelfs nog vrij gering. Het zijn echter nog voorlopige cijfers. De onderzoekers vonden het wel jammer dat het niet tot veel meer werkgelegenheid had geleid. Kennelijk had men ooit als doel gesteld om een vorm van basisinkomen in te voeren om iets aan de werkeloosheid te doen, hetgeen zeer vreemd is. Uit de vele andere experimenten wereldwijd blijken steeds veel positieve effecten, maar niet op het aspect werkgelegenheid. Wel is gebleken dat het basisinkomen geen schade toebrengt aan de economie en eventueel tot minder werkgelegenheid zou leiden, zoals sommige rechtse politici verwachten. Dat is niet gebleken en dus is dit experiment ook weer geslaagd. Men gaat in Finland waarschijnlijk verder met een vorm van basisinkomen via een stelsel van negatieve inkomstenbelasting.     

dinsdag 1 oktober 2013

Coöperatie en Associatie























De Coöperatie als beste economische organisatievorm voor de toekomst.

De coöperatieve verenigingsvorm is eigenlijk al heel oud maar wordt nog steeds niet op juiste waarde geschat.
Van oorsprong is het een Britse uitvinding en werden de eerste coöperatieve meelfabrieken al opgezet in 1760 in Woolwich en Chatham. De arbeiders in deze coöperatie waren ook eigenaren van de fabriek . Robert Owen, de bekende maatschappelijke activist en schrijver, was zeer geïnspireerd door deze organisatievorm en kwam zelfs met een parlementsvoorstel in 1816 om coöperatieve gemeenschappen op te richten. Later kwamen er de coöperatieve winkels bij waarvan de bekendste The Rochdale Society (of Equitable Pioneers) was, opgericht in 1844. De winst die de winkel maakte werd verdeeld onder de leden van de coöperatie. Zelfs bedrijven omarmden het concept en openden coöperatieve kantines en winkels en ook in het leger was een coöperatieve kantine(mess) heel normaal. Er waren ook coöperatieve militaire tehuizen (cercles militaire) die voedsel en onderdak boden aan militairen.

Populair in die tijd was ook het tijdschrift The Coöperator. Dit blad besteedde veel aandacht aan het oprichten en besturen van coöperatieve gemeenschappen.
Het coöperatieve gedachtengoed werd verder gedragen in de oprichting van een woningbouwvereniging (in Rochdale) en kan gezien worden als de oorsprong van de sociale woningbouw en ook de later in Nederland bekende woningbouwcoöperaties.
In Nederland zijn later de coöperatieve winkels met de sprekende namen als “Eigen Hulp” en “Help U zelf” opgericht.
Een bekende verbruikscoöperatie was ook de Nederlandse Coöp.
Vrij onbekend is het feit dat er in 1918 door Philips een coöperatie is opgericht voor alle werknemers van Philips onder de naam "Philips Coöperatieve verbruiksvereeniging".De eerste Philipswinkel werd in 1919 geopend in Eindhoven. In 1931 werd deze omgevormd tot een zelfstandige coöperatie Eendracht, Toewijding, Overleg en Samenwerking, afgekort tot ETOS. Weer jaren later in 1973 is deze winkelformule (met 50 supermarkten en dertig drogisterijen) overgenomen door Albert Heijn. De drogisterijen bleven onder de naam ETOS voortbestaan.

De socialistische en anarchistische politieke bewegingen waren vurige pleitbezorgers van de coöperatieve beweging maar vonden vaak een geduchte tegenstander in de kerk. Na de eerste wereldoorlog kwam er een beetje de klad in coöperatieve winkels omdat ze de schaalvergroting van grotere winkelketens niet konden bijhouden en dat armoede-bestrijding en sociale voorzieningen meestal door de overheid werden geregeld. Toch ontstonden weer nieuwe vormen in de agrarische sector (FrieslandCampina, Avebe etc.). Een bijzondere agrarische vorm is de boerenzelforganisatie zoals “Erfgooiers in het Gooi”, voor het gezamenlijk gebruik van landbouwgronden. Er waren ook regio’s met coöperatieve verenigingen als Agrarische Bedrijfsverzorging (AB) om bij ziekte of overlijden van de boer de continuïteit van agrarische bedrijven te waarborgen. Wat de meeste mensen niet weten is dat ook de meeste bloemen- en tuinbouwveilingen coöperaties zijn, zoals FloraHolland. Dit is zelfs de grootste coöperatie met 5000 leden en een omzet van € 4 miljard.

Verder ontstonden financiële instellingen, zoals in 1860 door Raiffeisenkas in Duitsland (kredietunie) en later ook in Nederland met Raiffeisen- en Boerenleenbanken, waaruit in 1972 de latere Rabobank is ontstaan. Verder ook coöperatieve verzekeringsmaatschappijen (Onderlinge Waarborgmy, Univé etc.).
Wellicht het meest onbekend waren de overheidscoöperaties zoals Dimpact, VAOP, WiGo4It, MidWaste en Parkeerservice. De benaming is misschien wat misleidend, omdat het geen coöperatie is van overheden, maar wel van overheidsorganisaties.
Van recentere datum zijn de nu veel opkomende energiecoöperaties voor het beheer en exploitatie van windmolens of zonnepanelen (WEL en Zon zoekt Dak).
Coöperaties zijn in Nederland verenigd in de Nationale Coöperatieve Raad voor land- en tuinbouw (NCR).

De belangrijkste voordelen van een coöperatie zijn:
- Het is een rechtspersoon en dus zelfstandige drager van rechten en plichten.
- Het privé vermogen van de leden is gescheiden van het coöperatievermogen.
- Het heeft een verenigingsgrondslag en gebaseerd op samenwerking van en solidariteit tussen leden.
- De leden zijn tevens de eigenaren.
- De leden kunnen natuurlijke en rechtspersonen zijn.
- Het heeft een zelfstandig zakelijk vermogen en er zijn geen wettelijke vermogenseisen.
- Het heeft een zelfstandige winst en is BTW- en vennootschapsplichtig
- Vrije toe- en uittreding van leden.

Raiffeisen(foto: nl.wikipedia.org)

Een veelvoorkomend gemeenschappelijk kenmerk is dat coöperaties in het verleden veelal werden opgericht in economische crisistijden en/of agrarische perioden van rampspoed. Zo was Raiffeisen de burgemeester van een klein dorp in Duitsland dat in 1845 te maken kregen met een grote hongersnood. Diep getroffen door deze ellende ging de burgemeester eerst wat geld inzamelen om meel te kopen en zette later een bakkerij op. Het zelf gebakken brood werd uitgedeeld aan de arme boerenfamilies. Ook richtte hij een schooltje op zodat kinderen onderwijs kregen. Hij merkte echter dat deze charitatieve ondersteuning niet genoeg was, want de boeren moesten weer kunnen werken en geld lenen voor hun bedrijfsinvesteringen. Dus bedacht Raiffeisen een kredietunie(Darlehnskassen-Verein) waaruit later de coöperatieve Raiffeisen- en Boerenleenbanken zijn ontstaan. De verzamelde spaargelden van de inwoners werden uitgeleend aan boeren door middel van kredieten met betaalbare rentes.
Deze coöperatieve banken waren het sociale antwoord op en als tegenhanger bedoeld van de uitbuitende woekerrentes en –praktijken.
De vele coöperatieve agrarische- en zuivel-, suiker- en veevoeder- bedrijven waren opgezet om elkaar (financieel en organisatorisch) te steunen, maar ook om de in de gehele bedrijfskolom en bedrijfstak gerealiseerde winsten eerlijker te verdelen. Als lid of vennoot hadden afhankelijke boeren (als leveranciers) ook inspraak en zeggenschap over de ontwikkeling van de verwerkende (aardappelmeel-,suiker-,zuivel-) industrie. De onderlinge belangen tussen de verschillende economische schakels en dus de samenwerking kunnen zo beter op elkaar worden afgestemd. Dat is waar het in de economie eigenlijk om moet gaan. Het organiseren van een efficiënte en effectieve productie en verspreiding van schaarse goederen en diensten.
In onze vrije markt economie draait echter alles om concurrentie en winstmaximalisatie en juist niet om een duurzame productie en verspreiding waarvoor samenwerking essentieel is.

In Nederland kennen we de verschillende rechtsvormen zoals de Coöperatie U.A.(uitgesloten aansprakelijkheid), de Commanditaire vennootschap, de Besloten Vennootschap, de Naamloze Vennootschap, maar ook de Coöperatieve Vereniging. Op Hogescholen en Universiteiten bij economische, juridische of bedrijfskundige opleidingen wordt de kennis over coöperaties nauwelijks meer doorgegeven. Er is in Nederland zelfs maar een hoogleraar coöperatief recht aan de Universiteit van Tilburg. Alleen artikel 2:53 tot en met 2:63 van het Burgerlijk Wetboek besteedt aandacht aan coöperaties.

Er zijn vele soorten coöperaties voor allerlei situaties. Zo zijn er bedrijfs- , consumenten-, producten- of diensten- en overheidscoöperaties. Bedrijfscoöperaties kun je weer onderverdelen in werknemers-, eigenaars- en ondernemerscoöperaties. Leden kunnen consumenten, afnemers, maar ook leveranciers zijn. Leden kunnen particulieren, maar ook bedrijven en/of organisaties zijn. Kortom voor elk wat wils!. Coöperatieve verenigingen kom je echter niet alleen tegen in het bedrijfsleven. Je kunt ze ook aantreffen in de zorg en het onderwijs. Zo is er bijvoorbeeld een vrije basisschool georganiseerd als een coöperatieve vereniging.


Afgelopen jaar heeft Nederland maar eigenlijk ook de hele wereld weer opnieuw kennis kunnen maken met het belang en de rol van coöperaties dankzij het VN-jaar van de Coöperatie. De Rabobank heeft er relatief veel aandacht aan besteedt omdat uit onderzoek gebleken is , wat eigenlijk vrij weinig mensen weten of zich realiseren, namelijk dat er zelfs meer mensen werkzaam zijn in coöperaties dan voor multinationale ondernemingen. De Spaanse coöperatie Mondragon en de vele Zuid-Amerikaanse landbouwcoöperaties kregen hernieuwde aandacht. In de huidige economische en financiële crisis met toenemende faillissementen zien we een hernieuwde belangstelling voor coöperaties.
De BD groothandel- en detailhandelsketen Odin/Estafette heeft dit jaar de overgang gemaakt naar een coöperatieve vereniging en ontstond er in Eersel een nieuwe winkelcoöperatie omdat de detailhandel uit de dorpskern verwenen was. In Eindhoven zelf is recent ondernemerscoöperatie "Founded by All" opgericht,waar zich tot nu toe 15 zelfstandige startende ondernemers uit de creatieve en technische sector bij hebben aangesloten. Ze voelen zich collega's van elkaar, delen dezelfde werkruimten en helpen waar dat nodig is, maar blijven tegelijkertijd zelfstandige ondernemers. Een nieuwe coöperatie is ook het schoonmakers bedrijf Schoon-Gewoon  dat anno 2015 al vijf coöperaties omvat in Den Bosch, Eindhoven en Zeist.

De door Rudolf Steiner voorgestelde Associatieve economie is een specifieke voortzetting van de historische coöperatieve organisatie- en samenwerkingsvormen. Associaties zijn economische samenwerkingsvormen van producenten, handelaren en niet te vergeten vertegenwoordigers van afnemers/consumenten per bedrijfstak. Ze kunnen het beste gerealiseerd worden in de vorm van ledencoöperaties. Dat levert maximale economische vrijheid en samenwerking op én voorkomt overtredingen van de wet op de economische mededinging. De mogelijkheid van een Associatieve Coöperatie is een nu al bestaande organisatievorm voor coöperaties met veel leden (meer dan 100). Kleine coöperaties tot 100 leden worden eigenaarscoöperatie of MKB-coöperatie genoemd.
Steeds meer dringt het besef door dat coöperatie de meest universele rechtsvorm is met vele verschijningsvormen en toepassingsmogelijkheden.


Bronnen:
1. De Coöperatie Ondernemingsvorm 1994 en Handboek Coöperatie 2010, van prof. R.Galle
2. De Coöperatie, opzet,structuur en werkwijze 1989, van prof. G. ter Woorst
3. De coöperatie als rechtsvorm voor ondernemingen in het MKB 1995, van A.Wattenberg
4. Coöperaties. Hoe heroveren we de wereld ? Auteur Dirk Barrez, 2013
5. De nieuwe coöperatie van Walter Lotens, 2013





maandag 9 september 2013

Einstein een socialist of communist ?



Waarom Socialisme?
Deze vraag is in de geschiedenis natuurlijk heel vaak gesteld door economen en vele wetenschappers hebben geprobeerd hierop een antwoord te geven. Verrassend genoeg heeft ook het natuurkundig genie Albert Einstein zich deze vraag gesteld en beantwoordt in een essay dat gepubliceerd is in het tijdschrift “Monthly Review” (mei 1949)*. Hij was toen al wereldberoemd vanwege zijn Nobelprijs voor de Natuurkunde en leefde in de VS (Princeton University). Hij was naar de VS uitgeweken , op de vlucht voor de Nazi’s, omdat hij Jood was. Toch was het in die jaren ook riskant voor Einstein om zich uit te laten over communisme of socialisme die vaak op een hoop gegooid werden. Zo kennen we allemaal de communistenvervolging door senator McCarthy en zijn commissie tot midden jaren 50 (Koude Oorlog).



Interessant is het daarom des te meer om te lezen hoe en waarmee Einstein zijn betoog opbouwt, al is hij natuurlijk geen (politiek) econoom. In veel opzichten was hij controversieel en niet alleen op zijn eigen wetenschapsgebied. Hij heeft ook politieke en religieuze uitspraken gedaan die toch op zijn minst uitzonderlijk waren. Illustratief hiervoor is een brief aan de Amerikaanse regering met daarin suggesties over hoe de VS om zouden moeten gaan met “buitenaardse beschavingen” mochten deze de aarde bezoeken**. Einstein beweerde, door bronnen uit militaire kringen, dat die contacten er al waren.

Het moet voor moderne socialisten een geweldige steun in de rug zijn om te weten dat juist Einstein, deze erudiete en vermaarde wetenschapper, hun kant heeft gekozen. Voor wie verwacht dat Einstein ingewikkelde formules, abstracte complexe theorieën of cijferreeksen zal gebruiken is er goed nieuws. Zijn betoog is verbazingwekkend eenvoudig en gelukkig voor iedereen te begrijpen.

Nu naar de inhoudelijke argumentatie.
Einstein begint met aan te geven dat de economische wetenschap niet zo exact is als de natuurwetenschappen en dat er daarvoor teveel invloedsfactoren zijn. De voorapellende waarde is daarom zeer beperkt (hetgeen ook wel gebleken is).
Tegenwoordig wordt de economie daarom ook ingedeeld bij de sociale of gedragswetenschappen.
Socialisme is, volgens Einstein, gericht op een ethisch-sociaal doel en wetenschap kan helaas geen doelen realiseren. Wetenschap kan op zijn best wel de middelen verschaffen om bepaalde doelen te bereiken”. Einstein relativeert hiermee in sterke mate het belang van de economische wetenschap. Als het gaat om menselijke problemen, zoals de organisatie van de samenleving moeten we niet alleen de experts geloven.

Einstein formuleert als axioma dat de mens tegelijkertijd een alleenstaand (solitary) alsook een sociaal wezen is. Als alleenstaand wezen beschermt hij zijn eigen bestaan en dat van zijn naasten. Als sociaal wezen zoekt hij genegenheid en erkenning bij zijn medemensen. Dit zijn twee oerdriften. De samenleving(society) verschaft de mens voedsel, kleding, een thuis, gereedschap en cultuur. Zijn leven is mogelijk gemaakt door het werk en de inspanningen van vele millioenen uit het verleden en heden. De mens is dus afhankelijk van de samenleving en dat geldt als een natuurlijk gegeven.
Einstein realiseert zich ook dat een grote mate van arbeidsverdeling (dus geen zelfvoorzienende economie) en gecentraliseerde productiemiddelen noodzakelijk zijn. Hij onderschrijft ook het feit dat er zelfs sprake is van een mondiale economie.

In het essay gaat Einstein verder met het aanduiden van de essentie van de toenmalige morele crisis, namelijk dat wat toendertijd “het sociale vraagstuk” werd genoemd. In de samenleving wordt de mens alleen aangesproken in zijn egoïstische driften en verkommeren zijn sociale driften. Volgens Einstein kan de mensheid alleen zin of betekenis in het leven vinden als men zich met toewijding inzet voor de samenleving.
De economische anarchie van de kapitalistische samenleving in zijn tijd was de ware bron van het kwaad. Het is belangrijk om je te realiseren dat de productiemiddelen alsook de kapitaalgoederen voor het grootste deel particulier (privé-) eigendom waren. De eigenaar van de productiemiddelen verkeert in de (luxe)positie dat hij de arbeidskracht kan “kopen” en dan ook de voortbrengselen van diens arbeid (lees goederen of consumentenartikelen) weer tot zijn eigendom rekende. Belangrijk hierbij is ook de verhouding tussen de waarde van zijn geleverde arbeid in de zin van goederen en de betaling voor die arbeid (loon). De kapitalist betaalt niet voor de waarde van de geleverde productie, maar naar de minimum maatstaven en afhankelijk van de druk op de arbeidsmarkt.
Daarnaast is het zo dat het privé kapitaal van deze entrepreneurs de neiging heeft zich steeds verder te concentreren in steeds minder handen. Concurrentie, technologie en schaalvergroting zijn daar debet aan. Hierdoor ontstaat een oligarchie (de macht en kapitaal liggen in handen van een kleine groep). Dit kan ook niet goed gecontroleerd worden door een democratische, politieke samenleving. Einstein gaat nog verder door te stellen dat deze kapitalisten , direct en indirect de belangrijkste bronnen van informatie zoals pers, media en onderwijs controleren ten koste van de politiek bewuste burger.
Het winstmotief is verantwoordelijk voor de economische instabiliteit en leidt onherroepelijk tot toenemende ernstige economische en financiële crises. Onbegrensde concurrentie leidt tot een enorme verspilling van arbeid (en energie en grondstoffen) en dus toenemend egoïsme.

Einstein zag maar een oplossing voor al deze kwalen en dat was de realisatie van een socialistische economie, vergezeld van een onderwijssysteem dat gericht is op sociale doelen.
In een socialistische economie zijn de productiemiddelen in handen(eigendom) van de gehele samenleving en dienen gebruikt te worden op een bewust geplande manier. Dat is in de vorm van een planeconomie waarbij de productie afgestemd is op de behoeften van de mensheid en waarbij het werk verdeeld wordt over alle mensen die in staat zijn om te werken en een levensonderhoud garandeert voor iedere man, vrouw en kind”.
Aanvullend stelt Einstein is het nodig dat we ons realiseren dat een planeconomie nog geen socialisme is, want een planeconomie kan ook vergezeld gaan van volledige slavernij van het individu. Zonder het te schrijven bedoelt hij waarschijnlijk het communisme in Rusland onder Stalin en het China van Mao. Hij wilde kennelijk ook niet dat de productiemiddelen in handen kwamen van de overheid, zoals bij het communisme het geval is en zoals aangegeven door Karl Marx en komt dicht bij het ideaal van Rudolf Steiner die stelde dat het eigendom van de produktiemiddelen in het geestesleven (public society) thuishoorde en dat het beheer ervan in handen van ondernemers en associaties gelegd moest worden.


Het welslagen van socialisme vereist de oplossing van enkele zeer moeilijke sociaal-politieke problemen, zoals vergaande centralisatie van economische macht en het voorkomen van een verspillende bureaucratie. Rudolf Steiner had hier ook oog voor en introduceerde daarom een nieuw soort planoverleg in de vorm van associaties. Regelmatig afstemming tussen de belangrijkste economische partijen van producenten, handelaren en consumenten is essentiiel om goede afspraken te maken over hoeveelheden, prijzen en kwaliteiten.
Hiermee laat Einstein blijken dat hij bescheiden is en ook geen konijn uit de hoge hoed kan toveren die een panacee is voor alle problemen. Hij heeft geen kant-en-klaar model of blauwdruk maar slechts een richting en dat is die van een socialistische economie.
Die uitdaging ligt er dus nog steeds. Hoe realiseren we een socialistische economie??

* Lees het hele Engelse essay http://monthlyreview.org/2009/05/01/why-socialism
** http://www.majesticdocuments.com/pdf/oppenheimer_einstein.pdf (Einstein over Ufo's)

donderdag 29 augustus 2013

Boekbespreking Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap











































Op zondag 22 september heeft Arjan Nijeboer zijn nieuwe boek “Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap” (uitgeverij Nearchus) gepresenteerd en ingeleid in De Lepelaar, Molenpad 2 te Jisp (NH).

De ondertitel luidt: "De financiële crisis: een alternatieve kijk"

Hoe ontstond de huidige financiële crisis en hoe voorkomen we een nieuwe? Met behulp van de sociale, maatschappelijke driegeleding laat Arjen Nijeboer zien dat de crisis is veroorzaakt door veel diepere maatschappelijke structuren dan doorgaans wordt aangenomen. Onze economie genereert een structureel geldoverschot dat om verschillende redenen geschonken zou moeten worden aan het cultuurleven. Dat gebeurt niet: in plaats daarvan wordt het geldoverschot opgezogen door zaken die eigenlijk niet verhandeld zouden mogen worden, vooral onroerend goed en bedrijfskapitaal. Hierdoor ontstaan financiële bubbels die vroeger of later uit elkaar spatten en daarbij veel schade aanrichten. De manier waarop staten en centrale banken hierop reageren, maakt de problemen op langere termijn vaak juist erger. Nijeboer laat zien hoe deze processen werken en leidt een aantal fundamentele oplossingen af.
In het eerste deel schetst dit boek de belangrijkste inzichten uit de sociale driegeleding, de maatschappij-inrichting van Rudolf Steiner die streeft naar vrijheid in het cultuurleven, gelijkheid in het rechtsleven en broederschap in de economie. Het tweede deel gaat in op een aantal hedendaagse verschijnselen, waaronder de financiële crisis, de euro, de Europese Unie en de vrijheid van meningsuiting.


De titel is allesbehalve origineel, want er zijn wel tien andere boeken te vinden met een gelijksoortige titel. De inhoud is echter wel bijzonder inspirerend.

Een voorproefje van dat boek is onderstaand stuk:
“De financiële crisis en de driegeleding.
‘Hoe kan de huidige wereldwijde financiële crisis worden begrepen en hoe voorkomen we een nieuwe crisis? Arjen Nijeboer neemt deel aan een economiewerkgroep in Antwerpen, die deze en andere vragen vanuit de sociale driegeleding probeert te beantwoorden. De crisis wordt veroorzaakt door veel diepere structuren in onze samenleving dan doorgaans wordt aangenomen. In twee afleveringen beschrijft de auteur een samenvatting van inzichten tot zover.

In het hart van de Nationalökonomischer Kurs (GA 340) bevinden zich enkele merkwaardige tekeningen die Rudolf Steiners idee van de economische kringloop weergeven. Deze tekeningen laten onder meer zien hoe volgens Steiner in een gezonde economie de geldstromen moeten lopen. Hij onderscheidt er drie fundamenteel verschillende.

Ten eerste het koopgeld, dat we gebruiken om datgene te kopen waaraan we behoefte hebben. Ten tweede het leengeld, dat vooral gebruikt wordt om nieuwe economische initiatieven tijdelijk te financieren. Het leengeld is eigenlijk een overschot aan koopgeld. Dat geld dat we niet nodig hebben om waren van te kopen, kunnen we gebruiken om te lenen aan mensen die daarmee iets zinnigs doen. Koopgeld en leengeld kent iedereen; ze zijn stevig in de huidige samenleving verankerd. Maar volgens Steiner is het voor de instandhouding van de economie absoluut cruciaal dat er nog een derde geldstroom moet zijn: het schenkgeld. Net zoals het leengeld uit een koopgeldoverschot bestaat, is het schenkgeld tegelijk een leengeld-overschot. Het leengeld moet overgaan in schenkgeld op straffe van instorting van de samenleving.


Waarom is dat zo? In het geestesleven worden zaken voortgebracht die op termijn cruciaal zijn om de economie verder te laten draaien, maar die niet of moeilijk in functie van de vraag te produceren zijn. Neem twee kernonderdelen van het geestesleven: opvoeding en onderwijs. De economie kan alleen op hetzelfde niveau blijven draaien als er steeds weer nieuwe generaties werknemers worden geboren, opgevoed en opgeleid. Dat neemt tijd weg die niet aan de economische productie kan worden besteed.

Het is bovendien vooraf niet te voorspellen wat een nieuwe generatie aan talenten en impulsen met zich meebrengt. Er is van de kant van opvoeders en leraren inzicht en kunde nodig om mensen tot ontwikkeling te brengen. Hiervoor is vrijheid noodzakelijk. Dat maakt het logisch om geld te schenken aan het geestesleven, dat het naar eigen inzicht kan besteden om nieuwe geest in de samenleving te laten binnenvloeien.

Wat gebeurt er volgens Steiner als het schenkgeld niet, of op een verwrongen manier, wordt geregeld? Dan zal geld zich ophopen in het leencircuit en zal het zich van daaruit – op zoek naar rendement – hechten aan oneigenlijke zaken. Steiner noemt hierbij vooral de grond als doelwit. Overtollig leengeld zou worden ‘opgezogen’ door de grond, wat naar steeds hogere grondprijzen zou leiden. Waarom is dit oneigenlijk? Omdat grond niet verhandeld zou mogen worden. Grond is nooit geproduceerd door mensen. Het kan ook nauwelijks in functie van de vraag worden bijgemaakt. Toen Adam en Eva op aarde rondliepen, was de grond van niemand in het bijzonder. De eerste eigenaar heeft er vanuit het niets een hek omheen gezet en ging geld eisen van degenen die de grond tijdens of na hem wilden gebruiken. Hier is sprake van een prestatie (door de koper) zonder tegenprestatie (van de verkoper), een situatie die in een gezonde economie eigenlijk niet zou mogen bestaan. Grond zou dus niet verhandeld moeten worden, maar beheerd door een neutrale instantie die, tegen een minimale onkostenvergoeding, de grond toewijst aan degenen die het nodig hebben. Gebeurt dat niet, dan zuigt de grond als het ware geld aan dat eigenlijk op een andere plaats werkzaam hoort te zijn.

Het ontstaan van de crisis

Het opzuigen van overtollig leengeld door de grond is nu precies wat in de aanloop naar de financiële crisis is gebeurd. In een beroemde lezing in 2005 waarschuwde Ben Bernanke, de huidige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, voor wat hij noemde de global saving glut, het wereldwijde spaaroverschot. Wereldwijd had zich een wolk spaargeld opgebouwd die de mogelijkheden voor productieve investeringen verre overstegen. De totale geldwolk – de spaarquote – bedroeg volgens IMF-cijfers circa een kwart van de omvang van de wereldeconomie (het wereldwijde “BNP”) die in 2007 omstreeks 65.000 miljard dollar bedroeg. Er was, kortom, leengeld te veel. Omdat banken het niet konden uitlenen aan bedrijven voor productieve investeringen – bedrijven zagen daarvoor geen mogelijkheid –zijn de banken het maar gaan uitlenen voor consumptieve doeleinden aan partijen die eigenlijk niet kredietwaardig waren.

In de eerste plaats is het leengeldoverschot gaan zitten in de financiering van onroerend goed. Arme Amerikanen die zich tot dan nooit een hypotheek konden veroorloven, konden dat nu opeens wel – de zogeheten sub-prime hypotheken. De banken hadden de voorwaarden enorm versoepeld om het overtollige leengeld maar kwijt te raken. En doordat de rentes onder invloed van het grote geldaanbod fors waren gedaald, konden arme Amerikanen opeens tophypotheken betalen. Mensen gingen massaal speculeren met onroerend goed, wat de prijzen nog verder deed stijgen, nog meer overtollig leengeld aantrok, nog meer speculanten aantrok, enzovoort. Iedereen had dollartekens in de ogen staan en men dacht dat het nooit mis kon gaan.

Saillant genoeg gebeurde dit alles mede op aandringen van de Amerikaanse overheid, die zich garant had gesteld voor deze subprime hypotheken. Het idee was dat elke Amerikaan de zegeningen van het kapitalisme moest ervaren door het bezit van een “kapitaaltje dat voor je kan werken”. Het idee was dus dat iedereen een eigen huis moest bezitten, ook al kon men dat zich niet veroorloven. Onder invloed van al dit geweld stegen de prijzen van onroerend goed enorm, wat vooral lijkt te worden veroorzaakt door de prijsstijgingen van de onderliggende grond. Zo stegen de prijzen van kale bouwgrond in Groot-Brittannië van 1983 tot 2003 met maar liefst 800 procent.

Economische ondoorzichtigheid

De Amerikaanse hypotheekmarkt werkte als een soort piramidespel dat niet anders kon dan, vroeg of laat, instorten. Dat gebeurde zoals bekend in de zomer van 2007. Maar hoe kan het dat de financiële crisis zich zo verspreidde, buiten het westen van de Verenigde Staten, tot over de hele wereld?

In essentie is dat de ondoorzichtigheid van zowel de financiële als de reële economie. In zijn drieslag van economie, rechtsleven en geestesleven deelde Steiner de financiële instellingen expliciet in bij de economie. En voor de economie als geheel bepleitte Steiner een associatieve organisatievorm, waarbij samenwerking op basis van transparantie voor alle belanghebbenden vooropstaat. Maar, net als andere bedrijven, beconcurreren financiële instellingen elkaar juist in de huidige situatie en ze geven elkaar en andere belanghebbenden zo weinig mogelijk informatie omtrent de interne stand van zaken. Ook helpen ze elkaar niet bij het ophouden van de eigen broek, maar laten ze financieel reddingswerk over aan de staat.

Global saving rate

De banken hadden de sub-prime hypotheken opgeknipt, herverpakt in zogenaamde “complexe obligaties” en doorverkocht aan banken wereldwijd, de zogeheten securitisaties(afgeleid van “veiligheid”, omdat zo risico’s werden doorverkocht en/of gespreid). Via de securitisatie waren de slechte Amerikaanse hypotheken onderdeel geworden van allerlei financiële ‘producten’ die in bezit waren van banken wereldwijd.

De crisis had eenvoudig lokaal gehouden kunnen worden als alle banken op dat moment de boeken voor iedereen open hadden gegooid. Maar in plaats van voor die transparantie te zorgen en de crisis daarmee tot een lokaal fenomeen te beperken, hielden de internationale banken de boeken ferm gesloten en verklaarden ze allemaal dat bij hén geen rommel zat. Dat kon niet waar zijn, maar niemand wist wie er precies loog. Banken vertrouwden elkaar niet meer en het voor het financiële reilen en zeilen zo belangrijke interbancaire leenverkeer kwam tot stilstand. De hele kredietverlening aan elkaar en aan de bedrijven stokte en de wereldwijde financiële crisis was een feit.


Wederzijds supportsysteem

Overal ter wereld stortten duizenden banken in. Alleen in de Verenigde Staten al vielen 465 banken om. Maar ook werd een groot aantal banken gered, niet door het financiële systeem zelf, maar door de staat. In ons bestel springt de staat in laatste instantie als redder in nood bij: via het depositogarantiestelsel, door banken te nationaliseren, door slechte financiële producten op te kopen, enzovoort. Op deze manier namen de staten in feite oninbare schulden van de banken over, maar omdat de staten dat geld niet hebben moesten ze het van quasi diezelfde banken weer lenen (tegen rente). Zo liepen de staatsschulden – die in het Westen toch al hoog waren – verder op, tot het moment dat ook Europese staten in acute problemen kwamen. Geen private partij was nog bereid om tegen een betaalbaar rentepercentage aan hen te lenen.

Steiner meende dat de gehele gelduitgifte en geldcirculatie uit handen van de staat moet worden genomen en in handen van het associatieve economische leven moet worden gegeven. Financiële bedrijven moeten net als andere bedrijven hun eigen broek ophouden, waarbij ze een wederzijds supportsysteem kunnen instellen door risico’s onderling te verzekeren. Zo bepleit Peter Blom, CEO van de Triodos Bank, het omruilen van het huidige depositogarantiestelsel (waarbij de staat garant staat) voor een echte onderlinge bankenverzekering, waarbij banken die meer risico’s lopen ook een hogere premie betalen in een gezamenlijk fonds.

Maar dat de staat en dus de belastingbetaler opdraait voor privaatrechtelijke schulden, terwijl de staat het benodigde geld bij quasi diezelfde schuldeisers moet lenen, is weinig rationeel en past helemaal niet bij het karakter van de politieke democratie. De democratische rechtsstaat is allereerst daar om wederzijdse rechten en plichten te bediscussiëren, vast te stellen en de uitvoering en naleving ter hand te nemen. Private (financiële of andere) risico’s moeten privaat verzekerd worden en niet op het bordje van de staat belanden. De economie moet, kortom, de eigen broek op houden.

Staatsschulden

Terwijl het eerste deel van de wereldwijde financiële crisis dus in Amerika ontstond, sloeg de crisis vooral in Europa over op de staten, omdat de staten op allerlei manieren de oninbare schulden van private banken overnamen en zo zelf in de problemen kwamen. Zo kwamen we in deel twee van de financiële crisis: de staatsschuldencrisis. Naast het overnemen van schulden liepen door de economische crisis de belastinginkomsten terug, wat het begrotingstekort weer extra deed toenemen. Door de crisis is er minimaal 80 miljard euro bij de staatsschuld gekomen waardoor de teller voor Nederland inmiddels op 428 miljard staat. De Amerikaanse staatsschuld bedraagt zelfs omstreeks 12.000 miljard dollar, ofwel bijna een vijfde van de omvang van de hele jaarlijkse wereldeconomie. Overal in het Westen nemen de staatsschulden sinds de jaren ’70, toen de moderne verzorgingsstaat ontstond, alleen maar toe. In economisch voorspoedige tijden stopt de stijging soms even, maar dalen doet ze vrijwel nooit. Geen werelddeel heeft zulke hoge staatsschulden, ook als percentage van het BNP, als het rijke Westen.

Hoewel de crisis dus een nog snellere stijging van de staatsschuld betekende, waren de staatsschulden overal in het Westen al hoog. Wat is de fundamentele reden hiervoor? Waarom kunnen staten hun taken niet eenvoudig uit de belasting-opbrengsten financieren?

Het antwoord luidt dat de staat eenvoudig teveel taken op zich heeft genomen. Rudolf Steiner eiste de instelling van een van de staat onafhankelijk geestesleven, waaronder o.a. opvoeding, onderwijs, gezondheidszorg, wetenschap, de kunsten en religie zouden vallen. Veel van die taken – vooral die op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en cultuur –zijn echter min of meer geannexeerd door de staat. Ze vallen onder de financiële eindverantwoordelijkheid van de staat en het gezegde “wie betaalt, bepaalt” gaat hier helaas op. De staat geeft de richtlijnen waarmee het onderwijs en de gezondheidszorg dienen te werken, en hoewel het vrije geestesleven op andere terreinen een hoge vlucht heeft genomen (denk aan het internet) zijn onderwijs en gezondheidszorg terreinen die steeds meer in de knel komen.

Een ruwe becijfering door ondergetekende van de taken die de staat ten onrechte heeft, komt in budgettair opzicht op 81 procent. Dus 81 procent van de huidige overheidsbegroting – die in 2012 260 miljard euro bedraagt – zijn uitgaven die in feite binnen het geestesleven vallen. Als de staat taken ter waarde van 211 miljard euro afstoot, dan kunnen de belastingen ook met ditzelfde bedrag worden verminderd. Dan houden bedrijven, andere organisaties en burgers met elkaar jaarlijks 211miljard euro over, die via wegen die ik in deel 2 van dit artikel zal schetsen in het septembernummer van Motief (nr. 175), aan het geestesleven geschonken zou kunnen worden. Dit geld wordt nu op onterechte manier via de staat omgeleid, doordat deze enerzijds schulden maakt (terwijl ze dat als democratische rechtsgemeenschap eigenlijk niet mag) en anderzijds geld omleidt naar het geestesleven onder voorwaarde dat men dan wel doet wat de staat eist. Dit verlamt het geestesleven.

De eurocrisis

Een aantal vooral Zuid-Europese staten kwam in acute problemen, omdat private financiële instellingen wegens de te hoog oplopende staatsschulden geen geld meer wilden uitlenen tegen een betaalbare rente. Maar waardoor is dit probleem op zijn beurt weer overgeslagen naar de rest van Europa? Het antwoord is: de euro, die er om verschillende redenen onterecht is; onterecht, omdat ze van politieke aard is.

Volgens Rudolf Steiner zou de gehele geldschepping en geldcirculatie in handen van associatieve economische instellingen (banken) moeten liggen, die geheel los van de staat opereren. De munt is iets van, voor en door de economie. De euro is daarvan zo’n beetje het tegendeel: het is een door en door politieke constructie die ingaat tegen elke economische ratio. Zo tekenden in de jaren ’90 in Duitsland en Nederland honderden topeconomen petities tegen de euro, waarbij ze wezen op allerlei economische nadelen en stelden dat zulke verschillende economieën als de Noord-Europese en Zuid-Europese geen gemeenschappelijke munteenheid kunnen hebben. Door de invoering van de euro is het bijvoorbeeld niet meer mogelijk om monetaire instrumenten als rentestanden en geld hoeveelheden lokaal toe te passen. Ze zijn alleen Europawijd bij te stellen, terwijl lokale economische omstandigheden vaak om heel ander ingrijpen vragen. De euro is er gekomen om politieke redenen: de Europese politici wilden onder andere iedereen een zichtbaar teken van de Europese eenheid in handen geven, en politiek kunnen opboksen tegen de Amerikanen en Chinezen.

Door de euro is het Griekse en Cypriotische probleem – en potentieel het Italiaanse en Spaanse probleem – ook ons probleem geworden. Een val van de euro zou ons op korte termijn allen treffen en Europawijd duizenden miljarden euro’s kosten.

In dit (te) korte bestek hebben we een aantal basisproblemen van onze huidige maatschappij geïdentificeerd als de eigenlijke veroorzakers van de financiële crisis. Als deze niet opgelost worden, kan de crisis nu mogelijk tijdelijk wijken, maar zullen crises van deze omvang ons steeds meer gaan treffen omdat veel korte-termijn-oplossingen de fundamentele problemen niet oplossen (maar soms zelfs juist verergeren). Deze zijn het feit dat er teveel geld – dat eigenlijk schenkgeld had moeten zijn – in het leencircuit blijft hangen; het gegeven dat grond privaat verhandeld wordt alsof het een waar is; het verschijnsel dat staten staatsschulden moeten aangaan om taken te financieren die eigenlijk bij het vrije geestesleven horen te liggen; en in het algemeen de ondoorzichtigheid en het ontbreken van de juiste (associatieve) samenwerkingsverbanden in de economie. Deze zaken behoren alle tot het ABC van Rudolf Steiners sociale driegeleding; worden deze problemen niet op de juiste wijze verholpen, dan zullen crises zoals de huidige ons waarschijnlijk blijven treffen.

Maar er is ook goed nieuws: geld voor het geestesleven is er in werkelijkheid meer dan genoeg. Misschien zelfs teveel. De vraag hoe een economisch correct schenkgeldsysteem kan worden vormgegeven is een interessante en omvangrijkere vraag op zichzelf, die blijft liggen tot een volgende gelegenheid”.


Korte bespreking.


Persoonlijk vind ik het zeer bewonderenswaardig dat Nijeboer de ideeën van Rudolf Steiner m.b.t. de sociale of maatschappelijke driegeleding en Nationalökonomischer Kurs (cursus makro-economie) als uitgangspunt gebruikt voor een analyse van de huidige economische situatie.
Dat heb ik zelf ook in mijn boek “Trias Politica Ethica” geprobeerd en ook
in mijn nog uit te geven boek “Solidaire economie”.

Interessant zijn daarom ook een aantal resultaten die hij beschrijft zoals
een overschot aan leengeld dat niet rechtstreeks als schenkgeld in het
geestesleven(Onderwijs, Wetenschap, Kunsten Cultuur) terecht komt, maar
"oneigenlijk" gaat zitten in grond, kapitaalgoederen en bedrijven, terwijl dat geen economische goederen zouden mogen zijn. Dat is inderdaad een groot probleem.
Afgelopen week kwam ik erachter dat Albert Einstein in 1949 een essay heeft gepubliceerd met de titel "Why Socialism". Zelfs dit natuurkundige genie was ervan overtuigd dat het kapitalisme ons geen echte duurzame welvaart en welzijn zal brengen.

Het is mijns inziens daarom dat de overheid als "scheidsrechter en middelaar " optreedt om via belastingen het teveel aan geld(overwinst) weg te halen bij burgers en bedrijven en als subsidies schenkt aan het geestesleven.
Het Rijnland-kapitalisme met een sterke sociale wetgeving en een gereguleerd kapitalisme is succesvoller gebleken dan het Anglo-amerikaanse kapitalisme. Het onderzoek van D.Kalf Onafhankelijkheid voor Europa” uit 2004 heeft dat overtuigend bewezen.
Helaas is het daarom zeer ernstig dat rijke burgers en rijke bedrijven belasting ontduiken of ontwijken. Als dat geld wel via belastingen weer terug kan stromen naar de samenleving is de ellende van een armetierig cultureel maatschappelijk leven een stuk minder.
Wat er daarbij verkeerd gaat is dat de overheid zich het recht permitteert om dat schenkgeld te voorzien van restricties en voorwaarden aan onderwijs- en gezondheidszorginstellingen. Dat is eigenlijk onterecht. In het volgende artikel van Nijeboer in Motief "schenkgeld en het basisinkomen" pleit hij ervoor om een onvoorwaardelijk basisinkomen in te voeren en op die manier dit geld in te zetten als schenkgeld voor het geestesleven. Dankzij dit basisinkomen zullen, naar mijn mening, burgers minder uren gaan werken in de economie en meer tijd en energie steken in geestesleven en maatschappelijk leven. Ze gaan meer nadenken, zich creatief ontwikkelen, studeren, musiceren, vrijwilligerswerk en mantelzorg verrichten kortom een eigen missie volgen.

Een ander punt dat hij bespreekt is de geldschepping, geldcirculatie en ook de financiële instellingen die, volgens Rudolf Steiner, zouden behoren tot het economische gebied en in handen van de associatieve economie gelegd moeten worden.
Nu is geldschepping ook neergelegd in het economisch gebied, in handen van particuliere (private) banken, ook al noemen ze zich FED, Deutsche Bank en BIS. Dat betekent nu dat ook de overheid geld moet lenen bij deze instellingen en er dik voor moet betalen. Eerder dacht ik dat geldschepping juist in handen van de overheid/staat moet liggen, omdat geld "het bloed" is van de hele samenleving. Ook in rechtsleven, maatschappelijk en geestesleven is geld hard nodig.
Juist de overheid kan daarbij als "verdeler" optreden, zonder dat er een nieuw staatscommunisme in het leven geroepen wordt. Volgens de Amerikaanse grondwet hoort geldschepping ook een staatstaak te zijn die helaas "gekaapt" is door een handjevol sluwe bankiers (Rothschilds en c.s.).
Historisch gezien is geld ontstaan in de econmie en in het onderlinge handelsverkeer. Stabiliteit van de geldwaarde is essentieel voor de economie maar schaars of ruim geld kan wel veel invloed uitoefenen op de economische cycli.
Dat geldschepping nu ook al in handen ligt van economische krachten en partijen maakt dat deze banken alle economische macht naar zich toe kunnen trekken en juist de overheid (rechtsleven) en het maatschappelijk en geestesleven laten verkommeren of van zich afhankelijk wil maken.
Goldman Sachs (en nu ook de grote bank JP Morgan) is recent veroordeeld tot het betalen van een flinke boete voor het manipuleren en speculeren op de energie- en grondstoffenmarkt, terwijl het toch een bank is.
In een associatiev economie kan geldschepping en geldcirculatie wel in hun midden gelegd worden zolang ze gezamenlijk zorgen voor financiële en economische stabiliteit.

Verder verschilden we eerder van mening over het nut en rol van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Volgens een eerder artikel in Locomotie heeft Nijeboer grote twijfels geuit over het nut van een basisinkomen. Hij noemde het zelfs "een socialistisch luiheidsinkomen". Zelf zie ik juist meer interessante en positieve perspectieven in het realiseren daarvan. Zeer interessant is in dit opzicht een 4 jaren durend experiment in Canada in de periode 1974-1979 waar in de gemeente Dauphin in de provincie Manitoba met 10000 inwoners een onvoorwaardelijk basisinkomen is ingevoerd. Er is veel wetenschappelijk onderzoek verricht naar de effecten van deze maatregel die bijzonder gunstig waren. Inwoners gingen verrassend genoeg niet minder werken, hoewel dat wel vooraf werd verwacht. Andere bijkomende positieve effecten waren : minder ziekenhuisbezoeken, vermindering van de criminaliteit, tienerzwangerschappen en schooluitval ! Een onvoorwaardelijk basisinkomen is dus een zegen voor de maatschappij.
Inmiddels heeft Nijeboer dus een ommezwaai gemaakt en is nu wel overtuigd geraakt van het nut van een onvoorwaardelijk basisinkomen.

donderdag 22 augustus 2013

Economische Geo-Politiek



CIA bracht democratisch gekozen premier en regering in Iran in 1953 ten val.

Nu 60 jaar later, is officieel bekend geworden via officiële documenten van de CIA dat de VS actief betrokken is geweest bij de staatsgreep tegen premier Mohammed Mossadeq van Iran/Perzië. Al in 2009 bekende de huidige president Obama ook al dat de VS actief betrokken was geweest bij het omver gooien van een democratische regering in Iran tijdens de Koude Oorlog .

Deze premier Mossadeq was zeer populair en via studies in Europa ook doordrongen van het liberale, democratische gedachtengoed. Hij wilde van Iran een vrij en onafhankelijk land maken en streefde naar een parlementaire democratie met slechts een symbolische functie voor de Sjah. Daarnaast streefde hij naar een onafhankelijke rechtstaat alsook een scheiding van staat en kerk/geestelijkheid. In 1950 richtte hij daarom ook een eigen liberale politieke partij op, “het nationaal front”.
Als verlichte liberaal had hij daarnaast ook oog voor de noden van de gewone bevolking. Als sociaal voelende politicus maakte hij een einde aan gedwongen arbeid, introduceerde hij sociale overheidsregelingen voor werklozen & arbeidsongeschikten en investeerde hij veel geld in publieke voorzieningen. Toch werd hij door het westen weggezet als nationalist. Dat kwam omdat hij in 1951 als premier en door het Iraanse parlement gekozen meteen de nationalisatie van de Anglo-Iranian Oil Company afkondigde. Dat was tegen het zere been van het westen die " liberalisering " bepleit om veel en goedkoop aan olie te komen.
In Iran werden al begin 1900 zeer grote olievoorraden aangetoond die belangrijk waren voor het Westen. Daarvoor werd al in 1901 een oliemaatschappij opgericht (Anglo-Iranian Oil), waar de Britten een meerderheidsaandeel in handen. Bovendien was contractueel vastgelegd dat 16% van de nettowinst terugvloeide naar de Iraanse schatkist en de rest verdween naar Groot Brittannië. Premier Mossadeq heeft geprobeerd opnieuw te onderhandelen met de Britten voor een andere winstverdeling maar dat leverde niets op. Na de voorgenomen nationalisatie op 1 mei 1951, besloten de Britten om alle Iraanse olie te boycotten en dat leidde tot een economische crisis in Iran. Men had niet genoeg opgeleide en gekwalificeerde eigen mensen voor de olieplatforms en installaties om de productie op peil te houden.

De Britten oefenden al vaker actieve invloed uit in Iran en verleende in 1925 steun aan de staatsgreep van de Sjah Reza Pahlavi, die westers georiënteerd was. Toen deze Sjah zich in de Tweede Wereldoorlog echter neutraal verklaarde , bezetten de Britten (samen met Rusland) uit woede Iran en dwongen Reza om af te treden en zorgden ervoor dat zijn zoon Mohammed Reza Pahlavi opvolger werd.



Aangezien ook de communistische partij in Iran, de Tuleg partij koos voor Mossadeq vonden de VS en GB het nodig om via hun geheime diensten om in te grijpen. Onder de bijzondere naam “Operatie Ajax” huurde de CIA een grote groep Iraanse misdadigers in om een opstand te beginnen in de hoofdstad Teheran. Er gingen verschillende gebouwen in rook op en er vonden uiteindelijk zo'n 300 mensen de dood. Toen het leger later de partij van de opstandelingen koos kwam er een eind aan het bestuur van de regering Mossadeq. Hij werd toen door een militaire raad veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, die daarna werd omgezet tot 3 jaar gevangenis en een levenslange huisarrest. Mossadeq , een Perzische aristocraat en telg uit de Koninklijke Kadjarenfamilie heeft vele politieke functies tijdens zijn leven vervuld en overleed op 84-jarige leeftijd in 1967. Hij was een belangrijke politicus en was daarvoor werkzaam als advocaat en als docent aan Universiteit van Teheran.

De Sjah werd in 1953 weer hoofd van de regering, die de oppositie fel bestreed, de democratische rechten terugdraaide en dat duurde tot 1979. Toen nam de geestelijkheid (de ayatollahs) het roer over en dat is grotendeels nog steeds zo. Ook nu wordt Iran gezien als een land behorend tot “de as van het kwaad” (woorden van voormalig president Bush) vanwege hun inspanningen om voldoende kernenergie op te wekken en daarmee ook kernwapens te kunnen ontwikkelen. Als gevolg daarvan wordt het land nu ook nog veelal geboycot door het westen.

Het is veelzeggend dat politieke mooie “westerse” woorden over het belang van democratie en het zelfbeschikkingsrecht van landen opeens geen enkele betekenis meer hebben als geopolitieke en economische belangen een rol spelen. Dan zijn kennelijk alle middelen geoorloofd inclusief militaire, geheime acties waarbij ook onschuldige slachtoffers vallen.

De VS erkennen het Internationaal Gerechtshof niet en dus zijn ze nu moeilijk ter verantwoording te roepen en ook via de VN waar de VS een vetorecht hebben zal een veroordeling weinig kans maken.
Iedereen moet deze geschiedenis echter blijven onthouden en zich realiseren dat er in de afgelopen 60 jaar nog veel meer wereldwijde politieke omwentelingen zijn geweest, waar de VS en GB mogelijk bij betrokken zijn geweest. Denk onder andere aan Irak waar het ook ging om de belangrijke olievoorraden. Niet de massavernietigingswapens waren de reden voor een inval maar het feit dat Saddam Hoessein de olie niet meer in dollars wilde verkopen.