maandag 29 oktober 2012

Bestuurderssalarissen aan banden

Maximuminkomens worden langzaam realiteit.


We kenden al enige tijd de Balkenendenorm, waarbij het salaris van de minister-president beschouwd wordt als het hoogste inkomen in de publieke sector. Ambtenaren op ministeries zouden nooit meer mogen verdienen dan dit maximum. Dit is de eerste stap naar het invoeren van een maximuminkomen.

Inmiddels ligt er een nieuw wetsvoorstel dat de komende weken in de Eerste Kamer behandeld zal worden met de titel “Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector”(afgekort WNT met no. 32 600). Daarmee worden nieuwe normen vastgesteld voor bestuurders van de verschillende Onderwijssectoren (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, mbo, hbo en universitair onderwijs) en ander semipublieke sectoren als woningcorporaties, ziekenhuizen en zorginstellingen. In de semipublieke sector wordt het beloningsmaximum € 225.348 voor 2012, hetzelfde als voor het Universitair onderwijs. Voor het overige onderwijs liggen die normen lager. Zo geldt voor het MBO/HBO een maximum van € 195.459 en VO € 180.346, PO € 162.210 (allemaal 2012).

Daarnaast wordt een ontslagvergoeding ook gemaximeerd tot € 75.000 en kan een bestuurder niet meer langer doorbetaald worden nadat hij zijn functie heeft neergelegd. Verder is ook de vergoeding voor interim-bestuurders beperkt. Al met al een stevig pakket maatregelen ingediend door de Tweede Kamer al in januari 2011 door de zes partijen van VVD,PvdA,CDA,SP,D66 en GroenLinks.
Mede-ondertekenaar A.Vliegenthart (SP)



Een recent onderzoek van de Algemene Onderwijsbond heeft laten zien dat een dergelijke wet hard nodig is omdat steeds vaker en steeds meer topinkomens stijgen.
Met name de situatie van Amarantis-bestuurder Bert Molenkamp is schrijnend. Hij is de best betaalde bestuurder in het onderwijs met bijna 4 ton (incl. een vertrekregeling van 2,5 ton), terwijl hij de onderwijsorganisatie Amarantis bijna naar de rand van de afgrond heeft geleid.

Helaas is het wel zo dat de nieuwe Wet nog een overgangsperiode van vier jaar kent waarbij de huidige arbeidscontracten gehandhaafd mogen blijven. Daarna mag er drie jaar worden uitgetrokken om het salaris aan te passen aan de norm.



Volgens Algemene Onderwijs bond (AOb)-voorzitter Dresscher kunnen de bestuurders de komende jaren dus nog steeds teveel publiek geld opstrijken dat eigenlijk in het onderwijs zou moeten worden gestopt.

donderdag 11 oktober 2012

SP-Boek: "Zoektocht naar vrijheid"


Dit nieuwe boek van SP ideoloog Ronald van Raak is in meerdere opzichten verrassend. Allereerst is het een verzameling columns die al eerder zijn verschenen en geen diepgaande samenhangende filosofische beschouwing over het begrip vrijheid, zoals je zou kunnen verwachten. Bovendien is het geen voor de hand liggend onderwerp voor een socialist, want dan zou je eerder een betoog over solidariteit verwachten. Het boek bespreekt een groot scala van onderwerpen die al dan niet aansluiten bij actuele gebeurtenissen. Of van Raak haalt oude denkers uit de kast zoals Siger van Brabant, Buridanus, Becanus, Coornhert, Erasmus en Hugo de Groot om te komen tot actuele standpunten. Ronald van Raak verdiept zich in de discussie rondom de vrijheid van denken die een verworvenheid zou zijn van onze ”christelijke” cultuur. Wij zetten ons daarmee af tegen de "achterlijke" moslims. Van Raak komt dan met de eerste filosoof van Nederland Siger van Brabant (1240-1281) die streed voor fundamentele vrijheid van denken en inspiratie haalde bij Aristoteles. Hij kwam echter in botsing met de katholieke kerk. Dit voorbeeld laat zien dat de christelijke cultuur zeker niet altijd voor vrijheid van denken is geweest.
Een ander voorbeeld is het uitgangspunt van de neoliberale economen dat de mens altijd rationele of redelijke keuzes maakt. Van Raak stoft dan de Nederlandse filosoof Buridanus (1295-1358) af die honderden jaren geleden al beschreef dat de juiste keuze ook afhankelijk is van de omstandigheden. Het is dus ronduit naïef om te stellen dat de mens een rationele homo-economicus is. Of als het gaat om de toekomst van Europa (federatie of politieke unie) is het de moeite waard om daar filosofen als Kant, Husserl, Finkelkraut , Novalis of vrij recent Gadamer maar weer eens op na te slaan zoals Ronald gedaan heeft. Van Raak maakt hiermee duidelijk dat een wat meer filosofische reflectie heel veel bruikbare inzichten oplevert voor actuele situaties. Niets is zo praktisch als een goede theorie zou je daarmee kunnen stellen.

De auteur geeft hiermee indirect een antwoord op een vaak gesteld persoonlijke vraag: “ Wat doet een filosoof in de politiek”. Normaal gesproken is een filosoof iemand die belangrijke vragen stelt en onderzoekt. Kortom een zoektocht naar waarheid. Van een politicus wordt echter verwacht dat hij/ zij met antwoorden komt en voorstellen agendeert. Van Raak zoekt daarin een evenwicht omdat hij een democraat is in hart en nieren en gelooft dat “het meest overtuigende verhaal uiteindelijk de meeste stemmen haalt . Dat is dus een strijd om de waarheid”. Van Raak realiseert zich echter ook dat we tegenwoordig steeds meer leven in een media-democratie, waar slogans, “framing” en persoonlijke incidenten een grote impact kunnen hebben. Zo gaat van Raak uitgebreid in op de verdraaide beeldvorming rondom progressief- conservatief en nationalistisch- kosmopolitisch.
De SP wordt weleens verweten dat het een conservatieve, nationalistische partij is die streeft naar behoud van de verzorgingsstaat en de soevereiniteit van Nederland niet wil opofferen aan Europa en de pensioenleeftijd van 65 jaar wil handhaven. Door andere partijen wordt de SP dan weggezet als ouderwetse tegenpartij. Het afbreken van de verzorgingsstaat is echter helemaal niet progressief , maar destructief en reactionair. Het brengt ons weer terug naar schrijnende situaties uit de vorige eeuw. Oorspronkelijk gaat het bij het conservatisme om “het behoud van het goede”. Niet iedere vernieuwing of verandering is nu eenmaal beter dan het bestaande. De SP heeft bijvoorbeeld ook heel wat voorstellen ingediend zoals een betere bescherming van ZZP-ers, flexwerkers en klokkenluiders. Dan wordt echter niet gezegd dat de SP heel progressief is. In het boek staat een hoofdstukje met de titel “Etiketten plakken”. Daarin wordt beschreven dat andere partijen de SP willen diskwalificeren door ze etiketten op te plakken die vooral een negatieve lading hebben, zoals eng-nationalistisch of oerconservatief . De inhoudelijke nuances vervagen dan of de inhoud verdwijnt helemaal naar de achtergrond en brengen ingewikkelde onderwerpen terug tot platte plaatjes en persoonlijke tegenstellingen. Voilà, ziedaar het beeld van de moderne media-democratie. De rechtse partijen zijn er tot nu beter in geslaagd om hiermee om te gaan en hebben de linkse partijen vaak in het defensief gedrongen. Liberalen streven naar individuele vrijheid, democratie en groei in de economie. Wie wil dat nou niet? Dat is echter geen rechts privilege, want juist de socialisten hebben voor algemeen kiesrecht gezorgd en aan de wieg gestaan van sociale wetgeving. Geen vrijheid zonder een beschermende overheid die de voorwaarden moet creëren voor een goed functionerende samenleving.

In het SP-beginselprogramma “Heel de mens” worden de drie kernwaarden beschreven van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit als morele, leidende beginsels genoemd. Deze lijken op de drie beginselen van de Franse revolutie Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Broederschap is vervangen door het moderne woord solidariteit. Vrijheid is ingeruild voor menselijke waardigheid.
Van Raak verzorgt regelmatig een cursusdag filosofie voor SP-leden. Zelf heb ik ook een dergelijke bijeenkomst bijgewoond en toen een korte geschiedenis van de filosofie gekregen vanaf de oude Grieken en uitmondend bij de Duitse filosofen Kant en Marx. Een van mijn vragen was toen waarom het vrijheidsbegrip was weggelaten in het beginselprogramma van de SP. Dat was voor hem ook een vraag zei hij toen eerlijk. Kennelijk heeft van Raak met dit boek deze vraag willen beantwoorden. Bestaat er alleen vrijheid zoals de liberalen dat hebben geformuleerd en dat neerkomt op economische vrijheid of is er ook een socialistische visie op vrijheid ? De auteur geeft het voorbeeld van de samenhang bij landen die bestaat tussen rijkdom en vrijheid . Volgens de liberalen is dat het bewijs dat vrijheid leidt tot rijkdom. Hoe groter de vrijheid hoe groter de rijkdom ! Volgens van Raak kun je het echter ook omdraaien. Hoe groter de rijkdom hoe groter de vrijheid. Dit lijkt op het kip-ei dilemma, van wat was er eerst?? Anders gezegd is vrijheid niet het vertrekpunt zoals de liberalen nastreven, maar volgens de socialisten het eindpunt van overheidsbeleid. Als in een samenleving de overheid de juiste voorwaarden heeft gecreëerd, dan pas kunnen burgers hun vrijheid beleven en uitoefenen. Zonder rijkdom (dus in armoede) verkeer je zeker in onvrijheid en dus afhankelijkheid. Behalve over economische vrijheid gaat het dus ook over politieke vrijheid en de mogelijkheid voor burgers om mee te beslissen over de inrichting en besturing van de samenleving. Die laatste is veel belangrijker dan de keuzevrijheid voor de consument op de markt.
Volgens de visie van de maatschappelijke driegeleding zijn er drie maatschappelijke gebieden te onderscheiden waar de principes van de Franse revolutie geldig zijn. In het geestesleven de vrije mens, in het rechtsgebied de mondige mens en in de economie de behoeftige mens. Dus het gaat om meer dan alleen de vraag: "markt of overheid"? Helaas komt deze visie niet aan bod in het boek en zou van Raak zich eens moeten verdiepen in filosoof R.Steiner.
Het boek wil suggesties geven voor een nieuwe linkse kijk op individuele vrijheid en de verantwoordelijkheid van de politiek. Dat maakt het boek toch heel boeiend en inspirerend.

dinsdag 21 augustus 2012

Europese Onderwijspolitiek

Europa en het Hoger Onderwijs.

Zo luidt de titel van een nieuw boekje en zesde deel uit de reeks “Europa in de praktijk” en uitgegeven voorjaar 2012 door Comité Ander Europa.

Europese bemoeienis
In eerste instantie zou je misschien denken dat het hoger onderwijs (hoger beroeps- en universitair onderwijs samen) een nationale aangelegenheid is waar Europa buiten staat. Niets is echter minder waar.
Al in 2000 tijdens een bijeenkomst van Europese regeringsleiders in Lissabon werd als doelstelling voor 2010 geformuleerd dat ”Europa de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld moest zijn”. Daarvoor was een hervormingsprogramma(zogenaamde modernisering) nodig van stelsels van sociale zekerheid en onderwijs! Daarvoor had de Europese Commissie al een Memorandum geschreven in 1991 over het Hoger Onderwijs. Hierin kwam de wens van liberale partijen en werkgevers naar voren dat men behoefte had aan hoog opgeleide werknemers die in de hele EU konden worden ingezet of vanuit de hele EU konden worden geworven. Dat betekende wel dat de opleidingen dan min of meer uniform moesten worden.

Het voorwerk is al jaren daarvoor gedaan door de European Round Table of Industrialist (ERT), Europees grootste bedrijfslobbyorganisatie en opgericht in 1983 waar ook Nederlandse multinationals als Philips en Shell in participeren.
De werkgroep onderwijs van deze ERT werd in 1999 opgeheven ten teken dat de doelstellingen gerealiseerd waren. Het proces van marktwerking was definitief in gang gezet. De voorlopige afronding kwam met het akkoord van Bologna, Italië in 1999. Toen ondertekenden 29 ministers van Onderwijs uit de EU-landen een verklaring. Dit was eigenlijk slechts een intentieverklaring en geen wet of bindend verdrag. Toch was het een belangrijke stap die leidde tot een harmonisatie van het onderwijs in Europa. De nobele bedoeling was een betere vergelijking van de waarde van diploma’s uitgegeven aan Europese hogere onderwijsinstellingen. Sinds die tijd kennen we een gemeenschappelijk studiepuntensysteem namelijk het European Credit Transfer System(ects) en ook de gemeenschappelijke titels van master(universitair) en bachelor(hoger beroepsonderwijs). Hiermee is de deur opengezet voor een toenemende internationale concurrentie tussen Europese onderwijsinstellingen. Helaas niet met als inzet een betere kwaliteit, maar welgoedkoper en efficiënter onderwijs. Voor een effectieve marktwerking (en concurrentie) is het nodig dat het onderwijs steeds meer eenduidige en onderling vergelijkbare “onderwijsproducten” oplevert. Kant-en-Klare brokjes kennis of vaardigheden, liefst ook in het Engels (de voertaal van het internationale bedrijfsleven). Het zou de mobiliteit van studenten in Europa moeten bevorderen hetgeen ook gebeurd is. Het zijn stappen op weg naar zogenaamde Leerfabrieken.

Liberalisering en commercialisering van Hoger Onderwijs
De economie of het bedrijfsleven wil steeds meer invloed uitoefenen op het onderwijs zodat afgestudeerden beter en sneller inzetbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Zij willen ook meer invloed uitoefenen op de inhoud van het curriculum via Raden van Advies. In Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen zitten ook steeds meer ondernemers en magers die het onderwijs runnen als een bedrijf met winstdoelstellingen. Er zijn ook steeds meer door het bedrijfsleven betaalde bijzondere leerstoelen voor hoogleraren en ook door bedrijfsleven betaald onderzoek. In 1995 was de bijdrage van het bedrijfsleven aan het onderwijs gestegen € 400 naar € 1100 miljoen in 2009. In dezelfde periode steeg de bijdrage van studenten van € 500 tot € 1700 miljoen. Tegelijkertijd nam de procentuele bijdrage van de overheid aan het onderwijs al jarenlang af. Onderwijs dient dus niet meer de persoonlijke ontwikkeling en vorming van individuen. De economie, de heilige koe in de samenleving, wil alleen beroepsvorming en nut voor de arbeidsmarkt in plaats van hun betekenis voor de samenleving in de toekomst.

De afgelopen jaren hebben we in Nederland ook meerdere excessen in het Hoger onderwijs mee kunnen maken. Van subsidiefraude (ingeschreven studenten die niet bestonden),diplomafraude(onterecht afgegeven diploma’s) tot extreem hoge salarissen en bonussen bij Colleges van Bestuur (ver boven Balkenendenorm) en vooral bij megagrote scholen, geleid door voormalig ondernemers zoals Hogeschool InHolland.
De enorme schaalvergroting en bureaucratisering hebben de kwaliteit van het Hoger Onderwijs aangetast. Zelf heb ik ruim 25 jaar gewerkt als docent in het Universitair en Hoger Onderwijs en de schaalvergroting en de enorme onderwijsextensivering (minder lessen en contacturen) van nabij meegemaakt.

Recente Ontwikkelingen
Inmiddels gaan er stemmen op om ook centraal landelijke examens in te gaan voeren in het Hoger onderwijs, vergelijkbaar met de middelbare scholen. Zogenaamd bedoeld om de kwaliteit te meten en te waarborgen maar ongemerkt leidt het tot uniformering en verschraling van het onderwijs. Hoezo vrijheid van onderwijs? Steeds meer politici willen snijden in het aantal opleidingen die niet voorbereiden op de arbeidsmarkt zoals cultuur-, zorg-, onderwijssector en geesteswetenschappen. Ook wil men dat studenten meer zelf gaan betalen voor hun studie en ook dat leidt tot vermindering van diversiteit in het onderwijs. Studierendementen (slaagpercentages) zijn de belangrijkste criteria voor overheidsfinanciering maar zijn geen maat voor de kwaliteit van het onderwijs.
Feitelijk is er de afgelopen tien jaar steeds minder geld naar het hoger onderwijs gegaan terwijl de studentenaantallen toenamen. Dat leidde verhoudingsgewijs tot minder onderwijspersoneel, minder lessen en grotere onderwijsgroepen(massacolleges). Dit kleine handzame boekje van zo’n 40 bladzijden geeft een schat aan informatie en zet je ook heel duidelijk zelf aan het nadenken. Een aanrader dus.