Europa en het Hoger Onderwijs.
Zo luidt de titel van een nieuw boekje en zesde deel uit de reeks “Europa in de praktijk” en uitgegeven voorjaar 2012 door Comité Ander Europa.
Europese bemoeienis
In eerste instantie zou je misschien denken dat het hoger onderwijs (hoger beroeps- en universitair onderwijs samen) een nationale aangelegenheid is waar Europa buiten staat. Niets is echter minder waar.
Al in 2000 tijdens een bijeenkomst van Europese regeringsleiders in Lissabon werd als doelstelling voor 2010 geformuleerd dat ”Europa de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld moest zijn”. Daarvoor was een hervormingsprogramma(zogenaamde modernisering) nodig van stelsels van sociale zekerheid en onderwijs! Daarvoor had de Europese Commissie al een Memorandum geschreven in 1991 over het Hoger Onderwijs. Hierin kwam de wens van liberale partijen en werkgevers naar voren dat men behoefte had aan hoog opgeleide werknemers die in de hele EU konden worden ingezet of vanuit de hele EU konden worden geworven. Dat betekende wel dat de opleidingen dan min of meer uniform moesten worden.
Het voorwerk is al jaren daarvoor gedaan door de European Round Table of Industrialist (ERT), Europees grootste bedrijfslobbyorganisatie en opgericht in 1983 waar ook Nederlandse multinationals als Philips en Shell in participeren.
De werkgroep onderwijs van deze ERT werd in 1999 opgeheven ten teken dat de doelstellingen gerealiseerd waren. Het proces van marktwerking was definitief in gang gezet. De voorlopige afronding kwam met het akkoord van Bologna, Italië in 1999. Toen ondertekenden 29 ministers van Onderwijs uit de EU-landen een verklaring. Dit was eigenlijk slechts een intentieverklaring en geen wet of bindend verdrag. Toch was het een belangrijke stap die leidde tot een harmonisatie van het onderwijs in Europa. De nobele bedoeling was een betere vergelijking van de waarde van diploma’s uitgegeven aan Europese hogere onderwijsinstellingen. Sinds die tijd kennen we een gemeenschappelijk studiepuntensysteem namelijk het European Credit Transfer System(ects) en ook de gemeenschappelijke titels van master(universitair) en bachelor(hoger beroepsonderwijs). Hiermee is de deur opengezet voor een toenemende internationale concurrentie tussen Europese onderwijsinstellingen. Helaas niet met als inzet een betere kwaliteit, maar welgoedkoper en efficiënter onderwijs. Voor een effectieve marktwerking (en concurrentie) is het nodig dat het onderwijs steeds meer eenduidige en onderling vergelijkbare “onderwijsproducten” oplevert. Kant-en-Klare brokjes kennis of vaardigheden, liefst ook in het Engels (de voertaal van het internationale bedrijfsleven). Het zou de mobiliteit van studenten in Europa moeten bevorderen hetgeen ook gebeurd is. Het zijn stappen op weg naar zogenaamde Leerfabrieken.
Liberalisering en commercialisering van Hoger Onderwijs
De economie of het bedrijfsleven wil steeds meer invloed uitoefenen op het onderwijs zodat afgestudeerden beter en sneller inzetbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Zij willen ook meer invloed uitoefenen op de inhoud van het curriculum via Raden van Advies. In Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen zitten ook steeds meer ondernemers en magers die het onderwijs runnen als een bedrijf met winstdoelstellingen. Er zijn ook steeds meer door het bedrijfsleven betaalde bijzondere leerstoelen voor hoogleraren en ook door bedrijfsleven betaald onderzoek. In 1995 was de bijdrage van het bedrijfsleven aan het onderwijs gestegen € 400 naar € 1100 miljoen in 2009. In dezelfde periode steeg de bijdrage van studenten van € 500 tot € 1700 miljoen. Tegelijkertijd nam de procentuele bijdrage van de overheid aan het onderwijs al jarenlang af. Onderwijs dient dus niet meer de persoonlijke ontwikkeling en vorming van individuen. De economie, de heilige koe in de samenleving, wil alleen beroepsvorming en nut voor de arbeidsmarkt in plaats van hun betekenis voor de samenleving in de toekomst.
De afgelopen jaren hebben we in Nederland ook meerdere excessen in het Hoger onderwijs mee kunnen maken. Van subsidiefraude (ingeschreven studenten die niet bestonden),diplomafraude(onterecht afgegeven diploma’s) tot extreem hoge salarissen en bonussen bij Colleges van Bestuur (ver boven Balkenendenorm) en vooral bij megagrote scholen, geleid door voormalig ondernemers zoals Hogeschool InHolland.
De enorme schaalvergroting en bureaucratisering hebben de kwaliteit van het Hoger Onderwijs aangetast. Zelf heb ik ruim 25 jaar gewerkt als docent in het Universitair en Hoger Onderwijs en de schaalvergroting en de enorme onderwijsextensivering (minder lessen en contacturen) van nabij meegemaakt.
Recente Ontwikkelingen
Inmiddels gaan er stemmen op om ook centraal landelijke examens in te gaan voeren in het Hoger onderwijs, vergelijkbaar met de middelbare scholen. Zogenaamd bedoeld om de kwaliteit te meten en te waarborgen maar ongemerkt leidt het tot uniformering en verschraling van het onderwijs. Hoezo vrijheid van onderwijs? Steeds meer politici willen snijden in het aantal opleidingen die niet voorbereiden op de arbeidsmarkt zoals cultuur-, zorg-, onderwijssector en geesteswetenschappen. Ook wil men dat studenten meer zelf gaan betalen voor hun studie en ook dat leidt tot vermindering van diversiteit in het onderwijs. Studierendementen (slaagpercentages) zijn de belangrijkste criteria voor overheidsfinanciering maar zijn geen maat voor de kwaliteit van het onderwijs.
Feitelijk is er de afgelopen tien jaar steeds minder geld naar het hoger onderwijs gegaan terwijl de studentenaantallen toenamen. Dat leidde verhoudingsgewijs tot minder onderwijspersoneel, minder lessen en grotere onderwijsgroepen(massacolleges). Dit kleine handzame boekje van zo’n 40 bladzijden geeft een schat aan informatie en zet je ook heel duidelijk zelf aan het nadenken. Een aanrader dus.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten