donderdag 29 augustus 2013

Boekbespreking Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap











































Op zondag 22 september heeft Arjan Nijeboer zijn nieuwe boek “Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap” (uitgeverij Nearchus) gepresenteerd en ingeleid in De Lepelaar, Molenpad 2 te Jisp (NH).

De ondertitel luidt: "De financiële crisis: een alternatieve kijk"

Hoe ontstond de huidige financiële crisis en hoe voorkomen we een nieuwe? Met behulp van de sociale, maatschappelijke driegeleding laat Arjen Nijeboer zien dat de crisis is veroorzaakt door veel diepere maatschappelijke structuren dan doorgaans wordt aangenomen. Onze economie genereert een structureel geldoverschot dat om verschillende redenen geschonken zou moeten worden aan het cultuurleven. Dat gebeurt niet: in plaats daarvan wordt het geldoverschot opgezogen door zaken die eigenlijk niet verhandeld zouden mogen worden, vooral onroerend goed en bedrijfskapitaal. Hierdoor ontstaan financiële bubbels die vroeger of later uit elkaar spatten en daarbij veel schade aanrichten. De manier waarop staten en centrale banken hierop reageren, maakt de problemen op langere termijn vaak juist erger. Nijeboer laat zien hoe deze processen werken en leidt een aantal fundamentele oplossingen af.
In het eerste deel schetst dit boek de belangrijkste inzichten uit de sociale driegeleding, de maatschappij-inrichting van Rudolf Steiner die streeft naar vrijheid in het cultuurleven, gelijkheid in het rechtsleven en broederschap in de economie. Het tweede deel gaat in op een aantal hedendaagse verschijnselen, waaronder de financiële crisis, de euro, de Europese Unie en de vrijheid van meningsuiting.


De titel is allesbehalve origineel, want er zijn wel tien andere boeken te vinden met een gelijksoortige titel. De inhoud is echter wel bijzonder inspirerend.

Een voorproefje van dat boek is onderstaand stuk:
“De financiële crisis en de driegeleding.
‘Hoe kan de huidige wereldwijde financiële crisis worden begrepen en hoe voorkomen we een nieuwe crisis? Arjen Nijeboer neemt deel aan een economiewerkgroep in Antwerpen, die deze en andere vragen vanuit de sociale driegeleding probeert te beantwoorden. De crisis wordt veroorzaakt door veel diepere structuren in onze samenleving dan doorgaans wordt aangenomen. In twee afleveringen beschrijft de auteur een samenvatting van inzichten tot zover.

In het hart van de Nationalökonomischer Kurs (GA 340) bevinden zich enkele merkwaardige tekeningen die Rudolf Steiners idee van de economische kringloop weergeven. Deze tekeningen laten onder meer zien hoe volgens Steiner in een gezonde economie de geldstromen moeten lopen. Hij onderscheidt er drie fundamenteel verschillende.

Ten eerste het koopgeld, dat we gebruiken om datgene te kopen waaraan we behoefte hebben. Ten tweede het leengeld, dat vooral gebruikt wordt om nieuwe economische initiatieven tijdelijk te financieren. Het leengeld is eigenlijk een overschot aan koopgeld. Dat geld dat we niet nodig hebben om waren van te kopen, kunnen we gebruiken om te lenen aan mensen die daarmee iets zinnigs doen. Koopgeld en leengeld kent iedereen; ze zijn stevig in de huidige samenleving verankerd. Maar volgens Steiner is het voor de instandhouding van de economie absoluut cruciaal dat er nog een derde geldstroom moet zijn: het schenkgeld. Net zoals het leengeld uit een koopgeldoverschot bestaat, is het schenkgeld tegelijk een leengeld-overschot. Het leengeld moet overgaan in schenkgeld op straffe van instorting van de samenleving.


Waarom is dat zo? In het geestesleven worden zaken voortgebracht die op termijn cruciaal zijn om de economie verder te laten draaien, maar die niet of moeilijk in functie van de vraag te produceren zijn. Neem twee kernonderdelen van het geestesleven: opvoeding en onderwijs. De economie kan alleen op hetzelfde niveau blijven draaien als er steeds weer nieuwe generaties werknemers worden geboren, opgevoed en opgeleid. Dat neemt tijd weg die niet aan de economische productie kan worden besteed.

Het is bovendien vooraf niet te voorspellen wat een nieuwe generatie aan talenten en impulsen met zich meebrengt. Er is van de kant van opvoeders en leraren inzicht en kunde nodig om mensen tot ontwikkeling te brengen. Hiervoor is vrijheid noodzakelijk. Dat maakt het logisch om geld te schenken aan het geestesleven, dat het naar eigen inzicht kan besteden om nieuwe geest in de samenleving te laten binnenvloeien.

Wat gebeurt er volgens Steiner als het schenkgeld niet, of op een verwrongen manier, wordt geregeld? Dan zal geld zich ophopen in het leencircuit en zal het zich van daaruit – op zoek naar rendement – hechten aan oneigenlijke zaken. Steiner noemt hierbij vooral de grond als doelwit. Overtollig leengeld zou worden ‘opgezogen’ door de grond, wat naar steeds hogere grondprijzen zou leiden. Waarom is dit oneigenlijk? Omdat grond niet verhandeld zou mogen worden. Grond is nooit geproduceerd door mensen. Het kan ook nauwelijks in functie van de vraag worden bijgemaakt. Toen Adam en Eva op aarde rondliepen, was de grond van niemand in het bijzonder. De eerste eigenaar heeft er vanuit het niets een hek omheen gezet en ging geld eisen van degenen die de grond tijdens of na hem wilden gebruiken. Hier is sprake van een prestatie (door de koper) zonder tegenprestatie (van de verkoper), een situatie die in een gezonde economie eigenlijk niet zou mogen bestaan. Grond zou dus niet verhandeld moeten worden, maar beheerd door een neutrale instantie die, tegen een minimale onkostenvergoeding, de grond toewijst aan degenen die het nodig hebben. Gebeurt dat niet, dan zuigt de grond als het ware geld aan dat eigenlijk op een andere plaats werkzaam hoort te zijn.

Het ontstaan van de crisis

Het opzuigen van overtollig leengeld door de grond is nu precies wat in de aanloop naar de financiële crisis is gebeurd. In een beroemde lezing in 2005 waarschuwde Ben Bernanke, de huidige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, voor wat hij noemde de global saving glut, het wereldwijde spaaroverschot. Wereldwijd had zich een wolk spaargeld opgebouwd die de mogelijkheden voor productieve investeringen verre overstegen. De totale geldwolk – de spaarquote – bedroeg volgens IMF-cijfers circa een kwart van de omvang van de wereldeconomie (het wereldwijde “BNP”) die in 2007 omstreeks 65.000 miljard dollar bedroeg. Er was, kortom, leengeld te veel. Omdat banken het niet konden uitlenen aan bedrijven voor productieve investeringen – bedrijven zagen daarvoor geen mogelijkheid –zijn de banken het maar gaan uitlenen voor consumptieve doeleinden aan partijen die eigenlijk niet kredietwaardig waren.

In de eerste plaats is het leengeldoverschot gaan zitten in de financiering van onroerend goed. Arme Amerikanen die zich tot dan nooit een hypotheek konden veroorloven, konden dat nu opeens wel – de zogeheten sub-prime hypotheken. De banken hadden de voorwaarden enorm versoepeld om het overtollige leengeld maar kwijt te raken. En doordat de rentes onder invloed van het grote geldaanbod fors waren gedaald, konden arme Amerikanen opeens tophypotheken betalen. Mensen gingen massaal speculeren met onroerend goed, wat de prijzen nog verder deed stijgen, nog meer overtollig leengeld aantrok, nog meer speculanten aantrok, enzovoort. Iedereen had dollartekens in de ogen staan en men dacht dat het nooit mis kon gaan.

Saillant genoeg gebeurde dit alles mede op aandringen van de Amerikaanse overheid, die zich garant had gesteld voor deze subprime hypotheken. Het idee was dat elke Amerikaan de zegeningen van het kapitalisme moest ervaren door het bezit van een “kapitaaltje dat voor je kan werken”. Het idee was dus dat iedereen een eigen huis moest bezitten, ook al kon men dat zich niet veroorloven. Onder invloed van al dit geweld stegen de prijzen van onroerend goed enorm, wat vooral lijkt te worden veroorzaakt door de prijsstijgingen van de onderliggende grond. Zo stegen de prijzen van kale bouwgrond in Groot-Brittannië van 1983 tot 2003 met maar liefst 800 procent.

Economische ondoorzichtigheid

De Amerikaanse hypotheekmarkt werkte als een soort piramidespel dat niet anders kon dan, vroeg of laat, instorten. Dat gebeurde zoals bekend in de zomer van 2007. Maar hoe kan het dat de financiële crisis zich zo verspreidde, buiten het westen van de Verenigde Staten, tot over de hele wereld?

In essentie is dat de ondoorzichtigheid van zowel de financiële als de reële economie. In zijn drieslag van economie, rechtsleven en geestesleven deelde Steiner de financiële instellingen expliciet in bij de economie. En voor de economie als geheel bepleitte Steiner een associatieve organisatievorm, waarbij samenwerking op basis van transparantie voor alle belanghebbenden vooropstaat. Maar, net als andere bedrijven, beconcurreren financiële instellingen elkaar juist in de huidige situatie en ze geven elkaar en andere belanghebbenden zo weinig mogelijk informatie omtrent de interne stand van zaken. Ook helpen ze elkaar niet bij het ophouden van de eigen broek, maar laten ze financieel reddingswerk over aan de staat.

Global saving rate

De banken hadden de sub-prime hypotheken opgeknipt, herverpakt in zogenaamde “complexe obligaties” en doorverkocht aan banken wereldwijd, de zogeheten securitisaties(afgeleid van “veiligheid”, omdat zo risico’s werden doorverkocht en/of gespreid). Via de securitisatie waren de slechte Amerikaanse hypotheken onderdeel geworden van allerlei financiële ‘producten’ die in bezit waren van banken wereldwijd.

De crisis had eenvoudig lokaal gehouden kunnen worden als alle banken op dat moment de boeken voor iedereen open hadden gegooid. Maar in plaats van voor die transparantie te zorgen en de crisis daarmee tot een lokaal fenomeen te beperken, hielden de internationale banken de boeken ferm gesloten en verklaarden ze allemaal dat bij hén geen rommel zat. Dat kon niet waar zijn, maar niemand wist wie er precies loog. Banken vertrouwden elkaar niet meer en het voor het financiële reilen en zeilen zo belangrijke interbancaire leenverkeer kwam tot stilstand. De hele kredietverlening aan elkaar en aan de bedrijven stokte en de wereldwijde financiële crisis was een feit.


Wederzijds supportsysteem

Overal ter wereld stortten duizenden banken in. Alleen in de Verenigde Staten al vielen 465 banken om. Maar ook werd een groot aantal banken gered, niet door het financiële systeem zelf, maar door de staat. In ons bestel springt de staat in laatste instantie als redder in nood bij: via het depositogarantiestelsel, door banken te nationaliseren, door slechte financiële producten op te kopen, enzovoort. Op deze manier namen de staten in feite oninbare schulden van de banken over, maar omdat de staten dat geld niet hebben moesten ze het van quasi diezelfde banken weer lenen (tegen rente). Zo liepen de staatsschulden – die in het Westen toch al hoog waren – verder op, tot het moment dat ook Europese staten in acute problemen kwamen. Geen private partij was nog bereid om tegen een betaalbaar rentepercentage aan hen te lenen.

Steiner meende dat de gehele gelduitgifte en geldcirculatie uit handen van de staat moet worden genomen en in handen van het associatieve economische leven moet worden gegeven. Financiële bedrijven moeten net als andere bedrijven hun eigen broek ophouden, waarbij ze een wederzijds supportsysteem kunnen instellen door risico’s onderling te verzekeren. Zo bepleit Peter Blom, CEO van de Triodos Bank, het omruilen van het huidige depositogarantiestelsel (waarbij de staat garant staat) voor een echte onderlinge bankenverzekering, waarbij banken die meer risico’s lopen ook een hogere premie betalen in een gezamenlijk fonds.

Maar dat de staat en dus de belastingbetaler opdraait voor privaatrechtelijke schulden, terwijl de staat het benodigde geld bij quasi diezelfde schuldeisers moet lenen, is weinig rationeel en past helemaal niet bij het karakter van de politieke democratie. De democratische rechtsstaat is allereerst daar om wederzijdse rechten en plichten te bediscussiëren, vast te stellen en de uitvoering en naleving ter hand te nemen. Private (financiële of andere) risico’s moeten privaat verzekerd worden en niet op het bordje van de staat belanden. De economie moet, kortom, de eigen broek op houden.

Staatsschulden

Terwijl het eerste deel van de wereldwijde financiële crisis dus in Amerika ontstond, sloeg de crisis vooral in Europa over op de staten, omdat de staten op allerlei manieren de oninbare schulden van private banken overnamen en zo zelf in de problemen kwamen. Zo kwamen we in deel twee van de financiële crisis: de staatsschuldencrisis. Naast het overnemen van schulden liepen door de economische crisis de belastinginkomsten terug, wat het begrotingstekort weer extra deed toenemen. Door de crisis is er minimaal 80 miljard euro bij de staatsschuld gekomen waardoor de teller voor Nederland inmiddels op 428 miljard staat. De Amerikaanse staatsschuld bedraagt zelfs omstreeks 12.000 miljard dollar, ofwel bijna een vijfde van de omvang van de hele jaarlijkse wereldeconomie. Overal in het Westen nemen de staatsschulden sinds de jaren ’70, toen de moderne verzorgingsstaat ontstond, alleen maar toe. In economisch voorspoedige tijden stopt de stijging soms even, maar dalen doet ze vrijwel nooit. Geen werelddeel heeft zulke hoge staatsschulden, ook als percentage van het BNP, als het rijke Westen.

Hoewel de crisis dus een nog snellere stijging van de staatsschuld betekende, waren de staatsschulden overal in het Westen al hoog. Wat is de fundamentele reden hiervoor? Waarom kunnen staten hun taken niet eenvoudig uit de belasting-opbrengsten financieren?

Het antwoord luidt dat de staat eenvoudig teveel taken op zich heeft genomen. Rudolf Steiner eiste de instelling van een van de staat onafhankelijk geestesleven, waaronder o.a. opvoeding, onderwijs, gezondheidszorg, wetenschap, de kunsten en religie zouden vallen. Veel van die taken – vooral die op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en cultuur –zijn echter min of meer geannexeerd door de staat. Ze vallen onder de financiële eindverantwoordelijkheid van de staat en het gezegde “wie betaalt, bepaalt” gaat hier helaas op. De staat geeft de richtlijnen waarmee het onderwijs en de gezondheidszorg dienen te werken, en hoewel het vrije geestesleven op andere terreinen een hoge vlucht heeft genomen (denk aan het internet) zijn onderwijs en gezondheidszorg terreinen die steeds meer in de knel komen.

Een ruwe becijfering door ondergetekende van de taken die de staat ten onrechte heeft, komt in budgettair opzicht op 81 procent. Dus 81 procent van de huidige overheidsbegroting – die in 2012 260 miljard euro bedraagt – zijn uitgaven die in feite binnen het geestesleven vallen. Als de staat taken ter waarde van 211 miljard euro afstoot, dan kunnen de belastingen ook met ditzelfde bedrag worden verminderd. Dan houden bedrijven, andere organisaties en burgers met elkaar jaarlijks 211miljard euro over, die via wegen die ik in deel 2 van dit artikel zal schetsen in het septembernummer van Motief (nr. 175), aan het geestesleven geschonken zou kunnen worden. Dit geld wordt nu op onterechte manier via de staat omgeleid, doordat deze enerzijds schulden maakt (terwijl ze dat als democratische rechtsgemeenschap eigenlijk niet mag) en anderzijds geld omleidt naar het geestesleven onder voorwaarde dat men dan wel doet wat de staat eist. Dit verlamt het geestesleven.

De eurocrisis

Een aantal vooral Zuid-Europese staten kwam in acute problemen, omdat private financiële instellingen wegens de te hoog oplopende staatsschulden geen geld meer wilden uitlenen tegen een betaalbare rente. Maar waardoor is dit probleem op zijn beurt weer overgeslagen naar de rest van Europa? Het antwoord is: de euro, die er om verschillende redenen onterecht is; onterecht, omdat ze van politieke aard is.

Volgens Rudolf Steiner zou de gehele geldschepping en geldcirculatie in handen van associatieve economische instellingen (banken) moeten liggen, die geheel los van de staat opereren. De munt is iets van, voor en door de economie. De euro is daarvan zo’n beetje het tegendeel: het is een door en door politieke constructie die ingaat tegen elke economische ratio. Zo tekenden in de jaren ’90 in Duitsland en Nederland honderden topeconomen petities tegen de euro, waarbij ze wezen op allerlei economische nadelen en stelden dat zulke verschillende economieën als de Noord-Europese en Zuid-Europese geen gemeenschappelijke munteenheid kunnen hebben. Door de invoering van de euro is het bijvoorbeeld niet meer mogelijk om monetaire instrumenten als rentestanden en geld hoeveelheden lokaal toe te passen. Ze zijn alleen Europawijd bij te stellen, terwijl lokale economische omstandigheden vaak om heel ander ingrijpen vragen. De euro is er gekomen om politieke redenen: de Europese politici wilden onder andere iedereen een zichtbaar teken van de Europese eenheid in handen geven, en politiek kunnen opboksen tegen de Amerikanen en Chinezen.

Door de euro is het Griekse en Cypriotische probleem – en potentieel het Italiaanse en Spaanse probleem – ook ons probleem geworden. Een val van de euro zou ons op korte termijn allen treffen en Europawijd duizenden miljarden euro’s kosten.

In dit (te) korte bestek hebben we een aantal basisproblemen van onze huidige maatschappij geïdentificeerd als de eigenlijke veroorzakers van de financiële crisis. Als deze niet opgelost worden, kan de crisis nu mogelijk tijdelijk wijken, maar zullen crises van deze omvang ons steeds meer gaan treffen omdat veel korte-termijn-oplossingen de fundamentele problemen niet oplossen (maar soms zelfs juist verergeren). Deze zijn het feit dat er teveel geld – dat eigenlijk schenkgeld had moeten zijn – in het leencircuit blijft hangen; het gegeven dat grond privaat verhandeld wordt alsof het een waar is; het verschijnsel dat staten staatsschulden moeten aangaan om taken te financieren die eigenlijk bij het vrije geestesleven horen te liggen; en in het algemeen de ondoorzichtigheid en het ontbreken van de juiste (associatieve) samenwerkingsverbanden in de economie. Deze zaken behoren alle tot het ABC van Rudolf Steiners sociale driegeleding; worden deze problemen niet op de juiste wijze verholpen, dan zullen crises zoals de huidige ons waarschijnlijk blijven treffen.

Maar er is ook goed nieuws: geld voor het geestesleven is er in werkelijkheid meer dan genoeg. Misschien zelfs teveel. De vraag hoe een economisch correct schenkgeldsysteem kan worden vormgegeven is een interessante en omvangrijkere vraag op zichzelf, die blijft liggen tot een volgende gelegenheid”.


Korte bespreking.


Persoonlijk vind ik het zeer bewonderenswaardig dat Nijeboer de ideeën van Rudolf Steiner m.b.t. de sociale of maatschappelijke driegeleding en Nationalökonomischer Kurs (cursus makro-economie) als uitgangspunt gebruikt voor een analyse van de huidige economische situatie.
Dat heb ik zelf ook in mijn boek “Trias Politica Ethica” geprobeerd en ook
in mijn nog uit te geven boek “Solidaire economie”.

Interessant zijn daarom ook een aantal resultaten die hij beschrijft zoals
een overschot aan leengeld dat niet rechtstreeks als schenkgeld in het
geestesleven(Onderwijs, Wetenschap, Kunsten Cultuur) terecht komt, maar
"oneigenlijk" gaat zitten in grond, kapitaalgoederen en bedrijven, terwijl dat geen economische goederen zouden mogen zijn. Dat is inderdaad een groot probleem.
Afgelopen week kwam ik erachter dat Albert Einstein in 1949 een essay heeft gepubliceerd met de titel "Why Socialism". Zelfs dit natuurkundige genie was ervan overtuigd dat het kapitalisme ons geen echte duurzame welvaart en welzijn zal brengen.

Het is mijns inziens daarom dat de overheid als "scheidsrechter en middelaar " optreedt om via belastingen het teveel aan geld(overwinst) weg te halen bij burgers en bedrijven en als subsidies schenkt aan het geestesleven.
Het Rijnland-kapitalisme met een sterke sociale wetgeving en een gereguleerd kapitalisme is succesvoller gebleken dan het Anglo-amerikaanse kapitalisme. Het onderzoek van D.Kalf Onafhankelijkheid voor Europa” uit 2004 heeft dat overtuigend bewezen.
Helaas is het daarom zeer ernstig dat rijke burgers en rijke bedrijven belasting ontduiken of ontwijken. Als dat geld wel via belastingen weer terug kan stromen naar de samenleving is de ellende van een armetierig cultureel maatschappelijk leven een stuk minder.
Wat er daarbij verkeerd gaat is dat de overheid zich het recht permitteert om dat schenkgeld te voorzien van restricties en voorwaarden aan onderwijs- en gezondheidszorginstellingen. Dat is eigenlijk onterecht. In het volgende artikel van Nijeboer in Motief "schenkgeld en het basisinkomen" pleit hij ervoor om een onvoorwaardelijk basisinkomen in te voeren en op die manier dit geld in te zetten als schenkgeld voor het geestesleven. Dankzij dit basisinkomen zullen, naar mijn mening, burgers minder uren gaan werken in de economie en meer tijd en energie steken in geestesleven en maatschappelijk leven. Ze gaan meer nadenken, zich creatief ontwikkelen, studeren, musiceren, vrijwilligerswerk en mantelzorg verrichten kortom een eigen missie volgen.

Een ander punt dat hij bespreekt is de geldschepping, geldcirculatie en ook de financiële instellingen die, volgens Rudolf Steiner, zouden behoren tot het economische gebied en in handen van de associatieve economie gelegd moeten worden.
Nu is geldschepping ook neergelegd in het economisch gebied, in handen van particuliere (private) banken, ook al noemen ze zich FED, Deutsche Bank en BIS. Dat betekent nu dat ook de overheid geld moet lenen bij deze instellingen en er dik voor moet betalen. Eerder dacht ik dat geldschepping juist in handen van de overheid/staat moet liggen, omdat geld "het bloed" is van de hele samenleving. Ook in rechtsleven, maatschappelijk en geestesleven is geld hard nodig.
Juist de overheid kan daarbij als "verdeler" optreden, zonder dat er een nieuw staatscommunisme in het leven geroepen wordt. Volgens de Amerikaanse grondwet hoort geldschepping ook een staatstaak te zijn die helaas "gekaapt" is door een handjevol sluwe bankiers (Rothschilds en c.s.).
Historisch gezien is geld ontstaan in de econmie en in het onderlinge handelsverkeer. Stabiliteit van de geldwaarde is essentieel voor de economie maar schaars of ruim geld kan wel veel invloed uitoefenen op de economische cycli.
Dat geldschepping nu ook al in handen ligt van economische krachten en partijen maakt dat deze banken alle economische macht naar zich toe kunnen trekken en juist de overheid (rechtsleven) en het maatschappelijk en geestesleven laten verkommeren of van zich afhankelijk wil maken.
Goldman Sachs (en nu ook de grote bank JP Morgan) is recent veroordeeld tot het betalen van een flinke boete voor het manipuleren en speculeren op de energie- en grondstoffenmarkt, terwijl het toch een bank is.
In een associatiev economie kan geldschepping en geldcirculatie wel in hun midden gelegd worden zolang ze gezamenlijk zorgen voor financiële en economische stabiliteit.

Verder verschilden we eerder van mening over het nut en rol van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Volgens een eerder artikel in Locomotie heeft Nijeboer grote twijfels geuit over het nut van een basisinkomen. Hij noemde het zelfs "een socialistisch luiheidsinkomen". Zelf zie ik juist meer interessante en positieve perspectieven in het realiseren daarvan. Zeer interessant is in dit opzicht een 4 jaren durend experiment in Canada in de periode 1974-1979 waar in de gemeente Dauphin in de provincie Manitoba met 10000 inwoners een onvoorwaardelijk basisinkomen is ingevoerd. Er is veel wetenschappelijk onderzoek verricht naar de effecten van deze maatregel die bijzonder gunstig waren. Inwoners gingen verrassend genoeg niet minder werken, hoewel dat wel vooraf werd verwacht. Andere bijkomende positieve effecten waren : minder ziekenhuisbezoeken, vermindering van de criminaliteit, tienerzwangerschappen en schooluitval ! Een onvoorwaardelijk basisinkomen is dus een zegen voor de maatschappij.
Inmiddels heeft Nijeboer dus een ommezwaai gemaakt en is nu wel overtuigd geraakt van het nut van een onvoorwaardelijk basisinkomen.

donderdag 22 augustus 2013

Economische Geo-Politiek



CIA bracht democratisch gekozen premier en regering in Iran in 1953 ten val.

Nu 60 jaar later, is officieel bekend geworden via officiële documenten van de CIA dat de VS actief betrokken is geweest bij de staatsgreep tegen premier Mohammed Mossadeq van Iran/Perzië. Al in 2009 bekende de huidige president Obama ook al dat de VS actief betrokken was geweest bij het omver gooien van een democratische regering in Iran tijdens de Koude Oorlog .

Deze premier Mossadeq was zeer populair en via studies in Europa ook doordrongen van het liberale, democratische gedachtengoed. Hij wilde van Iran een vrij en onafhankelijk land maken en streefde naar een parlementaire democratie met slechts een symbolische functie voor de Sjah. Daarnaast streefde hij naar een onafhankelijke rechtstaat alsook een scheiding van staat en kerk/geestelijkheid. In 1950 richtte hij daarom ook een eigen liberale politieke partij op, “het nationaal front”.
Als verlichte liberaal had hij daarnaast ook oog voor de noden van de gewone bevolking. Als sociaal voelende politicus maakte hij een einde aan gedwongen arbeid, introduceerde hij sociale overheidsregelingen voor werklozen & arbeidsongeschikten en investeerde hij veel geld in publieke voorzieningen. Toch werd hij door het westen weggezet als nationalist. Dat kwam omdat hij in 1951 als premier en door het Iraanse parlement gekozen meteen de nationalisatie van de Anglo-Iranian Oil Company afkondigde. Dat was tegen het zere been van het westen die " liberalisering " bepleit om veel en goedkoop aan olie te komen.
In Iran werden al begin 1900 zeer grote olievoorraden aangetoond die belangrijk waren voor het Westen. Daarvoor werd al in 1901 een oliemaatschappij opgericht (Anglo-Iranian Oil), waar de Britten een meerderheidsaandeel in handen. Bovendien was contractueel vastgelegd dat 16% van de nettowinst terugvloeide naar de Iraanse schatkist en de rest verdween naar Groot Brittannië. Premier Mossadeq heeft geprobeerd opnieuw te onderhandelen met de Britten voor een andere winstverdeling maar dat leverde niets op. Na de voorgenomen nationalisatie op 1 mei 1951, besloten de Britten om alle Iraanse olie te boycotten en dat leidde tot een economische crisis in Iran. Men had niet genoeg opgeleide en gekwalificeerde eigen mensen voor de olieplatforms en installaties om de productie op peil te houden.

De Britten oefenden al vaker actieve invloed uit in Iran en verleende in 1925 steun aan de staatsgreep van de Sjah Reza Pahlavi, die westers georiënteerd was. Toen deze Sjah zich in de Tweede Wereldoorlog echter neutraal verklaarde , bezetten de Britten (samen met Rusland) uit woede Iran en dwongen Reza om af te treden en zorgden ervoor dat zijn zoon Mohammed Reza Pahlavi opvolger werd.



Aangezien ook de communistische partij in Iran, de Tuleg partij koos voor Mossadeq vonden de VS en GB het nodig om via hun geheime diensten om in te grijpen. Onder de bijzondere naam “Operatie Ajax” huurde de CIA een grote groep Iraanse misdadigers in om een opstand te beginnen in de hoofdstad Teheran. Er gingen verschillende gebouwen in rook op en er vonden uiteindelijk zo'n 300 mensen de dood. Toen het leger later de partij van de opstandelingen koos kwam er een eind aan het bestuur van de regering Mossadeq. Hij werd toen door een militaire raad veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, die daarna werd omgezet tot 3 jaar gevangenis en een levenslange huisarrest. Mossadeq , een Perzische aristocraat en telg uit de Koninklijke Kadjarenfamilie heeft vele politieke functies tijdens zijn leven vervuld en overleed op 84-jarige leeftijd in 1967. Hij was een belangrijke politicus en was daarvoor werkzaam als advocaat en als docent aan Universiteit van Teheran.

De Sjah werd in 1953 weer hoofd van de regering, die de oppositie fel bestreed, de democratische rechten terugdraaide en dat duurde tot 1979. Toen nam de geestelijkheid (de ayatollahs) het roer over en dat is grotendeels nog steeds zo. Ook nu wordt Iran gezien als een land behorend tot “de as van het kwaad” (woorden van voormalig president Bush) vanwege hun inspanningen om voldoende kernenergie op te wekken en daarmee ook kernwapens te kunnen ontwikkelen. Als gevolg daarvan wordt het land nu ook nog veelal geboycot door het westen.

Het is veelzeggend dat politieke mooie “westerse” woorden over het belang van democratie en het zelfbeschikkingsrecht van landen opeens geen enkele betekenis meer hebben als geopolitieke en economische belangen een rol spelen. Dan zijn kennelijk alle middelen geoorloofd inclusief militaire, geheime acties waarbij ook onschuldige slachtoffers vallen.

De VS erkennen het Internationaal Gerechtshof niet en dus zijn ze nu moeilijk ter verantwoording te roepen en ook via de VN waar de VS een vetorecht hebben zal een veroordeling weinig kans maken.
Iedereen moet deze geschiedenis echter blijven onthouden en zich realiseren dat er in de afgelopen 60 jaar nog veel meer wereldwijde politieke omwentelingen zijn geweest, waar de VS en GB mogelijk bij betrokken zijn geweest. Denk onder andere aan Irak waar het ook ging om de belangrijke olievoorraden. Niet de massavernietigingswapens waren de reden voor een inval maar het feit dat Saddam Hoessein de olie niet meer in dollars wilde verkopen.